Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.
Ondertussen moet mijn moeke aangekomen zijn voor een paar dagen in Praag. Zelfs op haar leeftijd heeft ze nog veel zin om een city-trip te maken met haar oudste kleinzoon. Het voordeel is natuurlijk dat je deze helemaal zelf kan invullen, zeker als je niet gebonden bent aan één of ander reisbureau met geplande daguitstappen en restaurantjes. Voordeel is natuurlijk wel dat je het één en ander georganiseerd kan zien. Je stapt uit voor het museum of kerk, krijgt een plannetje in je handen geduwd en een tijdrooster. Van tien tot elf wandelen door de kerk en catacomben, van elf tot twaalf naar het stadspark, van twaalf tot één dineren in een restaurant met plaatselijke specialiteiten, van twee tot vijf museum van de stad, van vijf tot zes shoppen, van zes tot acht avondmaal met dessert en optreden van één of andere lokale band, van acht tot tien in de bar met mogelijkheid tot kienen. Jawel, dat succesding gaat mee de halve wereld rond. Om tien uur op de kamer, om half elf licht uit om de volgende ochtend weer fris en monter aan het ontbijt van zeven uur dertig te verschijnen voor weer een nieuwe, georganiseerde dag. Eerlijk gezegd? Daar houdt mijn moeke niet van. Liever op eigen houtje en met één of andere toffe gids in de hand op zoek gaan naar verborgen parels van een stad. Natuurlijk mogen daar de hoogtepunten van Praag in voorkomen. De Praagse burcht, het joods kerkhof, de astronomische klok en de Karlsbrug. Stuk voor stuk zijn het bezienswaardigheden die in je reisgeheugen een plekje mogen krijgen. Bij mij zitten ze er alvast in, zelfs meerdere keren stadsbezoek aan Praag, al is het ondertussen wel een heel aantal jaren geleden. Volgens mij gaat mijn moeder op zoek naar het standbeeld van Joannes Hus. Daar heeft ze meer connectie mee in haar levensloop, dan zeg maar het souvenirwinkeltje in de oude stad. Ik vermoed dat mijn neefje op de Karlsbrug de Moldou van Smetana op zal zetten op zijn tablet of telefoon. Het is de langste rivier van Tsjechië en stroomt statig door Praag. Smetana heeft dat in zijn muziekwerk prachtig weergegeven: van vlugge vioolnootjes om de stroomversnellingen weer te geven, tot het volkse dansen naast de rivier, tot het statig en majestueus stromen door een stad met haar rijke geschiedenis. Ik had er ooit even aan gedacht om toen, bijna dertig jaar geleden een appartementje te kopen in de stad, maar het is er jammer genoeg niet van gekomen. Geschiedenis leert me toch, dat het behoorlijk grillig en grimmig kan omslaan en dat je dan ver weg van je aankoop hoort, dat je de grens niet meer over mag, omdat er een boycot is van boze truckchauffeurs, of van een regering die opeens niet meer zo westersgezind blijkt te zijn. Weg met die kapitalisten met hun veroveringsdrang, scanderen ze in de straten en je appartement wordt ingepalmd door een boerenfamilie die het landrecht weer opeist. Nee, die zorgen heb ik mij ondertussen niet moeten maken. Ondertussen heb ik dan weer andere steden gezien met de nodige geschiedenis en cultuuraanbod. De zin om daar overal een appartement te gaan aankopen is toch niet komen bovendrijven. Laat me zeggen, dat ik hou van mijn eigen stad met eigen huisje met tuintje. O ja, en ondertussen ben ik benieuwd in welke nieuwe fusienaam dat gaat komen te liggen. U niet?
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.
0 Comments
Met rasse schreden komt de musical aangerold. Voor wie het nog niet heeft gehoord: met een groot team uit Groot-Bilzen werken we al een paar jaar aan onze huis en thuismusical ‘De Sage van de Biesenburcht’. Natuurlijk heeft corona roet in het eten gestrooid, zoals bij zoveel projecten. De musical moest er ook aan geloven, maar uitstel is geen afstel. Binnen een maand is het eindelijk zo ver. De Kimpel zal omgeturnd worden tot een binnenhuiskasteel, met Alden Biesen als groot voorbeeld. Het is wonderlijk hoe al de onderdelen samen bij elkaar komen. Afgelopen zondag was muziek de hoofdmoot. Of zeg ik hoofdnoot. Het voltallig orkest speelde de pannen van het dak, de jonge koorleden kweelden hun ziel naar boven. De spelers van de musical, oud en jong, gaven het beste van zichzelf. Ikzelf mocht de spits afbijten met mijn kleine bijdrage. Het was wennen met zo’n orkest live in m’n oren. Maar dirigent John, met geduld en de juiste partituren, leidde het geheel in goede banen. Valenstijn kweelde zijn nummertje en het vervolg van de gezongen delen galmden doorheen Rijkhoven. Dit was letterlijk alles op elkaar afstemmen, de kleine foutjes weggommen, de scheve nootjes rechttrekken en het tempo strak aanhalen. Binnen de tijdspanne van een paar uur, werden alle onderdelen onder handen genomen. Letterlijk met de muzikale vingers, blaaslippen en stembanden. Er hing een gezonde spanning in de lucht omdat het hier toch de eerste keer was, dat deze formatie werd gevormd. Er volgen nog een aantal repetities, waar nog meer puntjes op de i zullen komen. Je voelt de vorm erin gekneed, de eindmeet is in zicht. Maar er is nog werk aan de winkel. Ik hou je zeker op de hoogte.
Verder wandelde ik in Hoelbeek een oude boerderij binnen. Ik mocht er even binnen kijken voor een oude wandkaart, die ik graag wilde gebruiken voor mijn voorstelling. Er ging werkelijk een wereld open, een terug flitsen in de tijd omwille van de vele voorwerpen die er lagen en hingen. Ik waande me een honderdtal jaren terug in de tijd, ergens in één of ander Haspengouwse boerderij met de nodige gebruiksvoorwerpen van toen. Kannen, karren, een waterput, stenen kruiken, gietijzeren kuipen, een geëmailleerd vergiet, oude boeken en kaarten, gietvormen voor chocolade, een rasp, een oude koffiemolen. Haal je een interieur van Bokrijk voor de geest of daar stond het bij elkaar. Een verzameling van erfgoed, wat zeg ik, van erf-goud, dat niet zou misstaan in een museum. Ik zei het ook zo tegen mijn gastheer, die met een brede glimlach beaamde, dat hij daar ook wel eens van droomde. Toen ik zei dat dromen wel eens kunnen uitkomen, knikte hij. Bedachtzaam en kreeg twinkelingen in zijn ogen. Maar dat kon ik zelf wel bedacht hebben. Blij met de kaart onder mijn arm, trok ik de poort achter mij dicht. De drukke weg bracht me onmiddellijk weer terug naar de realiteit. Het net iets te drukke, het net iets te volle, het net iets te vele. Ik had zin om nog even terug onder de poort te gaan, bij de Leuvense stoof te gaan zitten en even te mijmeren. Misschien wel dat elke periode wel haar beide kanten en kantjes heeft. Voila, zeg dat meester het gezegd heeft. Ik kom het één en ander tegen als ik dagelijks met mijn kleine viervoeter de wandeling in de ochtend en avond doe. Toegegeven, er is nog wat werk aan het afvalbeleid, maar de ene periode valt dat al beter mee dan de andere. Geen idee waar het mee te maken heeft. Meer dorstige wandelaars bij warm weer kan de oorzaak zijn van meer flesjes en blikjes langs de weg. Of in het weekend een hongerig stelletje in hun wagen, die een rustig plekje op de parkeerplaats zoekt voor een snel hapje en een snel zoentje. Moet kunnen, maar de rommel mag meegenomen worden. Er staan trouwens vuilnisbakken binnen een wandeltijd van minder dan een minuut. Moet dan toch kunnen, niet?
Maar afgelopen week kwam ik toch iets bijzonder tegen, dicht bij het station. Om de wachttijd voor de spoorweg weg te werken, weet u nog wel: de ‘Bilzen, het wachten-beu-stickers‘ overal, en daarom nu een ondertunneling in onze straat. Aan de brug hing er een klein, maar duidelijk spandoek. Iemand had zich de moeite getroost om een boodschap op een wit laken te zetten. Met een zwarte spuitbus werd volgend indringend bericht gezet: ‘P…., wil je a.u.b. met mij meegaan?’ Ik moest het eerst in spiegelbeeld lezen, omdat de boodschap was bedoeld voor iemand die onder de tunnel zou rijden, of voor iemand die in één van de vele appartementsblokken woont aan het begin van onze straat. Dat kon ook. Onmiddellijk maakte ik mij een voorstelling van deze situatie. Wie was de geheimzinnige boodschapper? Was hij bijna ten einde raad, omdat zijn vele digitale berichtjes en boodschapjes niet werden beantwoord door de ontvanger? Dit was hoogst waarschijnlijk een overschakeling van digitaal verhaal naar tastbare boodschap. Een laatste strohalm, een levensreddende boei in een storm op zee. Verder bedacht ik of dit voor een vrouw bedoeld was die een man iets duidelijk wilde maken. Of was het een mannelijke schrijver die een dame wilde overtuigen? Misschien was het wel genderoverschrijdend en zo gelijkheid van geslacht? Kan ook. De letter P met daarachter vier puntjes werden op deze manier bijzonder. Een naam van vijf letters, beginnend met P: Peter, Petra, Patrik, Pinar? Was het geen naam, maar wel de aanzet van een troetelnaampje? Poesi, Patje? Maar de gestelde vraag op het spandoek, vond ik best wel hartverscheurend. ‘Wil je a.u.b. met mij meegaan?’ Een smeekbede, een laatste proberen om te overtuigen. Waar wil hij of zij dan naar toe? Naar een nieuw begin, een vervolg op iets wat is misgelopen? Een nieuw huis misschien, het buitenland, naar de andere kant van de wereld, of toch in eigen dorp, maar onder hetzelfde dak? De belofte, dat het vanaf nu wél goed zou gaan, zag ik zo als vervolg verschijnen op het spandoek. Het bleef bij een filosofisch gekleurde wandeling. Ik kreeg geen antwoord op mijn vele vragen. Ik weet ook niet of het de boodschapper is gelukt om met deze originele daad het tij te keren. Na een paar dagen bleek het spandoek verdwenen. Er hingen nog een paar plastieken snelbinders aan de railing als laatste getuigen van dit hartverscheurend tafereel. Tot op vandaag blijft het een raadsel, maar voor mij wel een bijzonder gebeuren. Iemand heeft ons even meegenomen in een intrigerende vraag. Dat is misschien wel interessanter, dan het antwoord te krijgen, bedenk ik nu achteraf. Langs de ene kant is het geweldig dat het bestaat en zo dicht bij ons in de buurt te vinden is. Een ziekenhuis waar je terecht kan voor alle grote en kleine fysische problemen én zelfs als het met je geestelijke gezondheid niet goed loopt. Langs de andere kant hoop je natuurlijk dat er liefst zo weinig mogelijk mensen gebruik van moeten maken. Zeker als het gaat om je naaste familie en geliefden, je vrienden of mensen die je graag hebt. Die wens je de grootste gezondheid toe. Mochten ze alsnog het ziekenhuis binnen moeten, dan hoop je met hen samen op zo snel mogelijk de beste behandeling.
Onze gezondheidszorg behoort bij de beste van de wereld. Topdokters, toplocaties, topafstanden, topverzorgers, zeker als je gaat vergelijken met andere plaatsen in de wereld. Ik heb ziekenhuizen in derdewereldlanden gezien. Echt, je wilt er voor geen goud van de wereld terecht komen. Al is dit voor de plaatselijke bevolking een gigantische stap voorwaarts in hun verzorging en behandeling. Ze hebben er uren wandelen voor over, ze zijn al zo tevreden met een gediplomeerde dokter die hen bekijken wil en een behandeling voorschrijft of uitvoert, ondanks de beperkte middelen. Ik geef het toe, de wachttijden bij spoed kunnen aardig oplopen en de frustratie hoog doen oplaaien. Maar je mag er zeker van zijn, dat er op een bepaald moment voor jou gezorgd zal worden. Een afspraak maken is beter, uiteraard. Dat had ik afgelopen week gedaan, met één van mijn familieleden. De wekker liep al af om iets voor zes, om zeker op tijd te zijn voor de afspraak in het ziekenhuis om half acht ’s ochtends. Uit de veren, ontbijt, ophalen van de patiënt en zo naar de pijnkliniek voor een behandeling. Die bleek kort te zijn, maar er hoorde een rustperiode bij van een paar uur. Maar het viel me enorm op, hoe vriendelijk er werd omgegaan met de patiënten. Jawel, het beeld dat op tv wordt meegegeven dat er tijd wordt genomen, een praatje wordt gemaakt, gevraagd wordt of je een kopje koffie of water wenst, dat klopte op deze plek helemaal. Hier werd je gerustgesteld om de toch wat mysterieuze behandeling rustig tegemoet te gaan. Het prikje voor het infuus werd door de verpleegster vakkundig en vlot uitgevoerd. Geen pijn, geen vervelende nevenwerking, geen gedoe. Kordaat en krachtig, zoals de tweede verpleegster het bed omhoog pompte en met een vrolijke noot de kamer uitreed. ‘Geen paniek, ik heb mijn rijbewijs B,’ lachte ze. Daar rolden ze voor een twintigtal minuten door de hal, de prikzaal in, even later weer uit, zo weer naar de mini-wachtruimte. De tv mocht aan, de koffie werd ingeschonken en de rust keerde weer. Al bleef de gemoedelijke drukte in de gang hangen. Je hoorde zelfs een lach aan de overkant. Dit was, ondanks de vervelende ingreep, een gemoedelijke plaats. Ik was blij voor mijn patiënt van die ochtend. Rond de middag waren we weer terug thuis. Vlot, veilig en met veel hoop voor een goed gevolg van de behandeling. Het dilemma bleef nog even nazinderen. Geen fijne plek om te zijn, een noodzakelijke plek om dankbaar voor te zijn. Maar bovenal blij dat ik, die dag, enkel de chauffeur van dienst was. Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft. Sommige plekken of uitspraken kunnen je terug flitsen naar iets wat je hebt meegemaakt of gehoord of gezien, misschien wel geproefd of gevoeld. Zeg maar, je zintuigen in gang gezet. Op het afgelopen Schots weekend bijvoorbeeld, mocht ik een paar vertellingen geven. Het ene viel al beter mee dan het andere. Dat heb je zo met technische toestanden, die net anders doen, dan jij wenst en wilt. En één keer begonnen, leg je de boel niet stil om te gaan uitzoeken waar nu net het probleem zit. Dat bleek de tweede keer dan weer wel duidelijk: zorg dat je ontvangsttoestel goed zit om je headset optimaal door te sturen. Maar goed, gedane zaken nemen geen keer. Al dook er in mijn verhaal de brand van het kasteel op. Geroep in de straat, paniekerig heen en weer lopen en vertrekken naar het kasteel om een handje toe te steken bij het snel verhuizen van de inboedel, dat wel nog te redden viel. Die brand kwam er eigenlijk, omdat er naast de verteltent een soort Viking keuken was opgezet. Daar stond een grote ton te roken met paling erin. Of stokvis, dat kan ook, of nog iets anders. De grijze rook van het ding kringelde door de hete septemberlucht en vulde de tent met een onmiskenbare indringende geur. Verbrande houtschilfers met flarden vis, bedacht ik. De geur dook net op bij het vertelmoment over de terugkeer naar de brand op het kasteel. Dat was dan weer wél meegenomen.
Mijn buurman, een groot dagboekfan, had het over mijn vertelling waar de Franse eieren ter sprake kwamen. Het flitste hem ook terug naar de jaren zeventig, waar hij met zijn toenmalig gezinnetje op vakantie was in Frankrijk. Met de tent de grens over en zo naar één of andere zomerse en zuiderse bestemming. Op een gegeven moment ging hij met de kinderen naar een winkeltje om er eieren te gaan kopen. Maar het Frans was voor mijn buurman nu niet de meest eenvoudige taal om zich in uit te drukken, laat staan een doosje eieren te kopen. Zeker niet toen de eitjes nergens te bespeuren waren in de winkel. Ga dan maar eens uitleggen dat je er zes nodig hebt. Na alle mogelijk talige probeersels, was de non-verbale taal aan de orde. Met de nodige kipgeluiden, het gefladder van de armen en als klap op de vuurpijl, het leggen van een denkbeeldig ei, of misschien wel het gewenste half dozijn, was het hem toch gelukt om de eieren te bemachtigen. Het had heel wat gescharrel in de aarde nodig, voordat het drietal weer gelukkig en met de nodige boodschappen richting vakantietent wandelde. Het mini-theatertje van de vader is de dochters tot op de dag van vandaag bijgebleven, gaf mijn buurman toe. Als hij erbij had verteld dat de omelet die avond meer dan voortreffelijk smaakte, had ik hem absoluut geloofd. Als je toch zulke inspanning moet leveren voor je zes eitjes. Ondertussen geurt de zomer hier verder op het terras en doet me weer terugdenken aan de laatste warme zomeravonden met ons gezin. Samen een gesmeerde boterham met choco opeten in het gras, waar een sprinkhaan geschrokken weg huppelt. Die herinnering smaakt nog even lekker. Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft. Voila, de spits is ervan af, nu nog de rest. Het was een zin die ik meerdere keren heb gehoord, de eerste schooldag. Het was afgelopen vrijdag een drukte van jewelste in de leraarskamer. Uitvoerig uitwisselen van de vakantiedagen en onmiddellijk erna de vragen voor toezichtroosters, planningen, vergaderingen en ga maar door. Het schooljaar is dus weer van start gegaan. Ook bij ons zijn niet alle vacatures ingevuld, dus als je je geroepen voelt, beste luisteraar, laat maar weten. In het middelbaar onderwijs is er nog plaats.
Het is elk jaar een waar volksverhuis van kinderen die eerste schooldag. Een ochtendspits in de straat van de school, waar een agente op de fiets met veel zorg en diplomatie de wildparkeerders op hun verantwoordelijkheid wees. Niet blokkeren en zorgen voor de veiligheid van alle toestromers. Ondertussen stond ik aan de ingangspoort met witte jas, vergrootglas en een exuberant grote witte pruik. Ik was de Gobelijn van dienst met een onderzoeksopdracht. Kijken of alle tongen lang genoeg waren, of de oren proper waren om alle leerstof naar binnen te laten gaan. En natuurlijk of de boekentassen gevuld waren met gezonde tussendoortjes en de nodige materialen. Al is dat laatste niet verplicht. In de lagere school wordt hiervoor gezorgd. Ieder een potlood, gom, lat, pen en nodige schriften. Sommige kinderen vonden het wat vreemd, dat er de eerste schooldag al een tong uitgestoken mocht worden naar de oude meester. Maar met een brede glimlach wandelden ze naar binnen toen ze begrepen dat het eerste toneeltje al gespeeld werd. Een papa die naar binnen wandelde om het busvervoer te regelen, kreeg van hetzelfde laken een pak. Ook controle van zijn tong en oren. Z’n boekentas had hij niet bij. Z’n dochter naast hem grinnikte toen het vergrootglas rond papa’s hoofd draaide. Met een ‘alles oké’ wandelden ze naar binnen. Hun ochtend begon alvast prima. Na een ruime 25 jaar schooljaren opstarten, is het voor mij niet meer zo nieuw. Al maakt de nieuwe muzische opdracht het toch weer spannend. Nog even wachten tot mijn schoolhoofd alle puntjes op de i heeft gezet, want voor alle collega’s moet het natuurlijk duidelijk zijn wat er verwacht mag worden van mij, maar ook wat er van hen wordt verwacht. Ik kreeg alvast de vraag om een aantal liedjes aan te leren in het tweede leerjaar. Daar krijgt de spelling van au en ou, zij zeggen adje ou of odje ou een liedje als ondersteuning. Wat blijkt: dat hiermee de regel opeens veel beter blijft hangen. Voor korte en lange ij is er ook een vrolijk deuntje. Met die vraag begon al onmiddellijk het creatieve deel van mijn hersenen te borrelen. Kom ik binnen met een kip, een pop natuurlijk, die met een ei zit. Wat voor ei zal het zijn? Onmiddellijk flitst er voorbij dat met een haan binnen komen ook wel iets heeft. Die zit pas met een ei. Jawel, dit is echt wat anders dan in mijn jarenlange vijfde klas te starten met wiskunde of het nieuwe vak Frans. Al zitten ze daar zeker met ‘un oeuf’, ik ben er zeker van. Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft. Met een aantal dingen blijf ik wel eens achterophinken. Meestal is dat op het vlak van digitale snuisterijen. De laatste snufjes uitproberen of toestellen linken met elkaar, of de tv verbinden met de tablet en ga maar verder. Het is voor mij te vaak een stormloop van dingen, die ik precies uit handen moet geven en waar ik veel te weinig kaas van heb gegeten als er iets misgaat. Ik wil het ook graag weten waarom dat nu niet werkt. Blijkbaar moet je er niet té veel stil blijven staan, de uitleg komt vaak toch niet. Het enige wat je wilt, is dat het werkt zoals er beloofd wordt. Ik zag het natuurlijk al heel vaak bij mijn vijfdeklassers die op hun chroombook van de ene site naar het andere platform swipeten. Als ze er maar op geraakten, hun opdracht konden maken of het spelletje met elkaar konden spelen. Niet te geloven hoe vaardig zo’n tienjarige hiermee omspringt. Deze oude meester huppelt dus wat achterop. Maar afgelopen week heb ik toch de sprong gewaagd om mij aan te melden op facebook. De bedoeling is om evenementen in de kijker te zetten waaraan ik mag meewerken. De geboorte van een nieuw boek of om een concertje dat ergens te velde doorgaat extra aandacht te geven. Noem het gerust de digitale pr-bron of de bits en bites aanplakzuil. Ik heb niet de neiging om een foto te maken van mijn ontbijt of de kleur van mijn sokken van die dag. Ook niet of ik morgen wel of niet naar de markt zal gaan. Daar ga ik de wereld niet over informeren. Ik heb ook geen zin om dat van anderen te moeten lezen of horen. Al vermoed ik dat er zeker een emmertje bagger gaat verschijnen op mijn digitale dragers. Dat moet ik nog uitzoeken om grondig te verwijderen of liever nog, tegenhouden met een firewall, een vuurmuur. Mooi bedacht, dit woord.
Mijn eerste geposte boodschap was vrolijk en vakantiegericht. Een paar foto’s met mijn vrouw en hond aan het strand. Binnen de kortste keren kwam er al reactie met duim omhoog, hartje, applaus. Wie had gedacht dat ik hiermee al zou scoren. Maar blijkbaar is zo’n reactie één klein klikje verwijderd van wel of geen interesse. Verder komen de vriendschapsverzoeken binnengehuppeld, alsof de voordeur van je huis openstaat. Alsof ze bij jou aan tafel willen komen zitten, kopje koffie met koekje wensen, praatje willen slaan en dan weer weghuppelen voor het vervolg van hun dag. Je mag digitaal aanvaarden of niet. Maar er komen mensen met een vriendschapsverzoek die ik van haar nog pluim ken. Als ik hun gegevens open, besef ik waarom. Ze wonen ergens in de staat Oregon Amerika, of in het zuiden van Italië. Hoe geraken deze mensen zo snel aan mijn gegevens? Jawel, de wereld blijkt nog maar eens een dorp te zijn, waar mijn tafel binnen de kortste keren te klein gaat zijn om iedereen aan te laten zitten. Het woord vriend moet blijkbaar toch een keer opnieuw haar betekenis verdienen. Mijn échte, fysisch aanwezige vriendengroepje is behoorlijk klein. Maar net groot genoeg om met regelmaat aan onze tafel te genieten van een hapje, een tof gesprek, een gin-tonic of cognac. Face tot face. Volgens mij zijn dat vrienden. Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft. Langzaamaan ben ik mij al aan het voorbereiden op mijn nieuwe functie op school. Ik heb mijn vijfde klas ingeruild voor muzische vorming in alle klassen en zelfs in de kleuterafdeling, met daarbij nog een aantal uren in het zesde leerjaar. Die kinderen van vorig schooljaar gaan me dus nog eventjes mogen verdragen als meester. Maar ze hebben al aangegeven dat het wel meevalt. Welk vak dat gaat zijn, is nog niet overlegd, maar laat het wereldoriëntatie zijn, of Frans of een streepje spelling. Het mag van mij best. Ik heb ook de zesde klas gehad, maar dat is toch al een jaar of vijftien geleden. Ondertussen staan methodes en leerinhouden niet stil en mag deze meester weer in de boeken duiken. Ook voor de muzische vorming op school is het een padje dat didactisch geplaveid moet worden. Natuurlijk wordt er geknutseld en dartelt er wel eens een gedicht voorbij in de klassen. Maar mijn schoolhoofd zwemt wat tegen de stroom in. De meeste scholen verminderen hun creatieve uren, zelfs met in het middelbaar onderwijs de afschaf van plastische opvoeding. Dat heb ik altijd een heel vreemde beslissing gevonden, omdat mensen ook een creatieve kant hebben. Creatief denken wappert toch hoog in het vaandel van meerdere ministers onderwijs. Maar met de afschaf lijkt dat vlagje eerder halfstok te hangen. Als het maar niet gestreken wordt, want je ontneemt volgens mij heel wat kinderen en jongeren om creatief bezig te zijn. Natuurlijk zijn er muziekscholen en academies, maar dat is een vrije keuze. Helemaal ok, maar net omdat het vrij is, denk ik dat je op school toch creatief aanbod moet geven. Laat ik daar de komende jaren mijn schouders eens onder zetten.
Bij de zomerschool heb ik het afgelopen week nog mogen zien. Kinderen én hun ouders zingen graag. De schroom een beetje overbruggen is nog puntje. Maar als je met z’n allen hoofd schouders knie en teen zingt en daarbij de onlosmakelijke gebaren, ben je al een heel eind op weg. Omdat er op de zomerschool ook een taalbadklas was, hebben we dat liedje ook nog meegebruld in het Engels, Frans en.. hou je vast.. in het Japans. Gelukkig blijven de gebaren allemaal dezelfde. Ook voor de Oekraïense, de Russische, de Turkse, Vlaamse en Kroatische kinderen. Een oma die dan haar duim opsteekt, is een warme opsteker voor mij. Maar er is nog werk aan de winkel. Ik las het deze ochtend in een artikel over de meebrullende jongeren op Pukkelpop. Aan het podium van hun grote idool Billie Eilish stonden de fans al uren te wachten. De grootste fans kon je al van meters afstand herkennen door de gekleurde haren, in navolging van hun idool. Al heeft ze regelmatige afspraak met haar kapper. De ene keer is ze hoogblond, de andere keer diepzwart, dan fluogroen met zwarte punten. Een opvallende verschijning mag je haar gerust noemen. Dat juffrouw Eilish kan zingen lijdt geen twijfel, maar de meebrullende meute heeft vaak wél nog zangles nodig. Misschien is het hun enthousiasme dat de fans in meerder toonaarden tegelijkertijd laat zingen. Het kan ook de nonchalante ‘wat doet het ertoe, we staan hier toch maar’-attitude zijn, dat de juistheid niet ondersteunt. Het mag van mij allemaal, maar laat me beginnen met mijn eigen kinderen op school. Het zal daar geen Billie-nummer worden zoals Bad Guy, No time to die of Ocean Eyes. Ik begin met ‘k Zag twee beren. Dan zijn we al goed van start gegaan, niet? Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft. Sommige winkels waar ik wel eens binnen stap, zijn voor mij een gigantische snoepwinkel. Niet dat er zoete snoepwaren worden verkocht, tenzij ergens als kleine versnapering tussendoor, om je suikergehalte op te krikken bij je winkelactiviteit. Maar wel door het gigantische aanbod dat je overdondert. Ik had het bij de Harrods in London, ergens lang geleden tijdens een weekendje hoofdstad Verenigd Koninkrijk. Gelijkaardig overkwam me ditzelfde gevoel bij een grootwarenhuis in Parijs. De naam ontglipt me even, maar het kon de grote zus zijn van de Harrods. Maak er maar een paar uur uitstap van, want je krijgt het allemaal niet gekeken en verwerkt. De prijzen zijn er ook wel wat naar, vond ik. Toch wat duurder dan in de kleinere winkeltjes in de buurt. Maar blijkbaar betaal je ook voor de ervaring van dit shopgebeuren. Zo ook kreeg ik hetzelfde warme deken weer over me heen, toen ik de gigantische muziekwinkel binnenstapte. Het was een eind rijden van hier, de Duitse grens over. Om geen reclame te willen maken van deze wonderwinkel, geef ik hierbij wel even aan, dat we na het shoppen, naar de Dom in Keulen zijn geweest. Een boogscheut er vandaan. Ook dat was weer een gigantische ervaring, zij het op een totaal ander domein. Wat geestelijker en devoter, maar zeker niet minder impact.
Even de muziekwinkel toelichten. De grote luxe die je er krijgt als muzikant, is de vrijheid om een aparte kleine ruimte binnen te stappen, waar een rist aan gitaren naast elkaar hangt te pronken van een bepaald merk. Je mag elk instrument uitproberen, vergelijken met elkaar, selecteren en als je zin hebt, meenemen naar huis. Mits de nodige betaling uiteraard. Mijn ega en beide schoonouders waren mee. Dat noopt natuurlijk dan wel naar iets vlotter spelen en beslissen, maar ook zij waren onder de indruk van het gigantische aanbod. Niet- muzikanten kijken eerst naar het uitzicht van de gitaar. Kleur en vorm, maar muzikantenoren willen de klanken met elkaar vergelijken. Dan pas kleur en vorm. Ten minste, dat is zo bij mij het geval. Maar als beide elementen ook nog een keer samen komen, moet je niet twijfelen. Mee nemen en genieten in je eigen huis of tijdens je eigen optredens. Dat ga ik dan ook doen met mijn nieuwe aankoop. Een donkerbruine akoestische gitaar, met dezelfde warme klank als je erop speelt. Heerlijk toch. Met deze aankoop in de koffer, reden we richting Dom. Jaren geleden stond ik een keer op het grote plein voor dit gigantisch gebouw. Het was avond en daarmee waren de bezoekuren voorbij. Als ik me niet vergis, zouden we een aantal Roemeense kinderen ophalen, die voor een paar weken op vakantie zouden komen. Waarom ze precies daar toekwamen, weet ik niet meer, maar we reden terug met een achterbank vol enthousiaste Roemenen. De kerk konden we niet bezoeken. Tot afgelopen week dus. Wat een geweldig en indrukwekkend gebouw is dit. De stroom binnenwandelende bezoekers was groot. Ook enthousiast babbelend buiten, maar eenmaal binnen, verstomden de stemmen vol eerbied en ontzag. De kaarsjes brandden al bij de ingang, de beelden keken je streng, devoot of meelijwekkend aan. De grote relikwiekast met restanten van de drie wijzen uit het oosten, was een grote aantrekkingsplaats. De gouden kist blonk in de heldere licht. Zowel gelovigen, niet gelovigen als andersgelovigen stonden stil en bewonderden dit kunstzinnige object. Betekenis geven zoals je het zelf wilt. Bij mij klonken er nog wat nieuwe gitaarakkoorden bij. Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft. Het waren behoorlijk wisselvallige dagen aan onze Belgische kust. Dat kon je meevolgen met het weerbericht, maar wij hadden het zelf aan den lijve ondervonden. Een paar dagen gaan uitwaaien aan zee is voor ons een beetje traditie aan het worden. De ene keer in Oostende, de andere keer in Blankenberge en deze keer in Nieuwpoort. We hadden een hotel dat uitkeek op zowel de zee aan de ene kant, de rivier de Ijzer aan de andere kant en landinwaarts het hoekje om. Het gebouw lag immers uitgestrekt tussen, een paar grote straten. De hotelkamer was iets ouder, maar zeer oké. Onze hond mocht er immers mee en dat vond hij natuurlijk als zeehond van dienst zeker top. In het begin was het nog geweldig wennen aan de overvloed van viervoeters, die hem van alle kanten tegemoetkwamen. Er moest natuurlijk overlegd worden, gesnuffeld, even geblaft en weer verder geparadeerd worden. Er moesten nog honderden hoeken overplast, want binnen de kortste keren was je niet meer de baas van de straat. Er waren veel te veel gegadigden. Vooral rond het pleintje met het enorme beeld van Jan Fabre was het een gigantisch geurspoorstelsel van rashond tot stratier en alles daar tussenin. Dat kunstwerk had ik in mijn hoofd overigens heel wat kleiner voorgesteld. Die foto van een tentoonstelling Beaufort uit 2003 stelt de kunstenaar voor, rijdend op een schildpad. Het werk ‘Searching for Utopia’ bleek een uitgelezen glijbaan te zijn voor heel wat kleine en te grote kinderen. Maar door dat glijwerk werd de bovenste laag bladgoud beschadigd. Het stadsbestuur tastte nog een keer diep in de buidel voor de herstelling en nu staat het te schitteren op het grote plein. Ik heb niemand op de schildpad zien kruipen en afglijden. Blijkbaar riskeer je een boete van 250 euro. Dure glijbaan dus. De kunstenaar zelf is ook keertje uitgegleden, figuurlijk dan en niet over zijn beeld. Wel door ander gedrag, maar dat is weer een ander verhaal. Ondertussen trippelt mijn hond rond het beeld op het plein, kijkt even op naar de gigantische schildpaddenkop en gaat onverstoord weer verder met het afbakenen van zijn plein. Voor zolang het duurt, tenminste. We wandelen terug voor het exuberante ontbijt. Inbegrepen bij de kamer genieten we in de ochtend van deze heerlijke voortzetting van de dag. Er wordt wel gevraagd om niet in de ontbijtruimte zelf te gaan zitten met de viervoeters. Er is in de barruimte plek voorzien. Geen probleem voor ons. Om de beurt gaan we met onze plateaus rond en gaan rustig aan het raam royaal ontbijten. Zeg maar gerust, koninklijk. Van croissant en chocobroodjes tot een glas bubbels, smoothie, fruitsap, thee, koffie, je eitje gebakken à la minuut door de kok van dienst. Verder beleg met kaas, ham, een Engels tintje met spek, gebakken tomaatjes en de goudbruin gebakken worstjes. Broodjes, stokbrood voor zelfgemaakte confituren. Iets verder kan je nog kiezen tussen cornflakes, vers fruit, yoghurt met of zonder kleurtje. Je snapt het, met dit ontbijt heb je geen honger op het middaguur. We kwamen hiermee toe tot het vieruurtje om dan ’s avonds gezellig op de dijk een hapje te gaan eten. Die menukaart zal ik niet opnoemen, maar de mosselen en de vissoep smaakten uitstekend. Dat er dan af en toe een regenbui voorbijkwam, daar lagen we alle drie niet wakker van. Er staat ondertussen al een kruisje bij onze volgende vakantieperiode. Misschien dat ik dan eens ga joggen op de zeedijk. Misschien.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft. |
De MEESTER
Iedere week leest de meester iets voor vanuit zijn dagboek. Archieven
March 2024
Categorieën |