Afgelopen week kreeg ik een aantal fijne mailtjes van vrienden, die ik al even niet meer had gezien of gehoord. Ze hadden in hun mailbox een opname voor de 11 juli-viering doorgekregen om van te genieten op de afgelopen Vlaamse feestdag. Normaal gezien is dat steeds een groots feest met veel muziek, optredens en live-performance. Maar zoals zovele culturele evenementen, feesten, bruiloften, festivals en vul het rijtje maar zelf aan, viel ook deze editie van de 11 juliviering in het coronawater. Maar creatief als we zijn, heeft het Zin in Zangcomité daar een digitale mouw aan gepast. Een afwisselend aanbod van muziek, zingen, poëzie, tekst zodat je naar hartenlust kan genieten van een virtueel feest. Je kan de link nog steeds terugvinden op de website van Zin in Zang. Het nadeel is, dat we elkaar niet in levende lijve kunnen ontmoeten. Het voordeel is dan weer wel dat je kan door- of terugscrollen, wanneer je graag iets opnieuw wil bekijken. Zei mijn opa niet: ‘Het is nooit zo slecht, dat het voor niks goed is.’ En of hij gelijk had.
Zo zaten er afgelopen week nog een paar oud-studenten van mijn ega bij ons in de tuin. Het is een beetje een traditie geworden dat na een aantal jaren van afstuderen die jong-volwassenen op bezoek komen. Je kan je voorstellen dat de verhalen van nu en toen als een waterval door onze tuin rollen. Vooral wanneer de oude foto’s van schooloptredens, van musicals, van uitstappen en schoolreizen worden opgedist, kan de hilariteit van ons bezoek ook door de buren mee gevolgd worden. ‘Amai, zag ik er zo uit?’ ‘Kijk hoe lief, ach hoe schattig.’ En ik denk dan stilletjes, nadat ik mijn zware leesbril heb opgezet: ‘Amai, meester, ge zijt ook serieus oud geworden doorheen de jaren. Maar wel een stukje wijzer,’ kleef ik er vlug achter aan. A ja. Ondertussen zat er bij één van de oud-studenten al een klein baby’tje op de schoot. Het leven wordt doorgegeven. Jawel, er worden nog kleine kindertjes geboren, die misschien later bij mij in de klas terecht zullen komen. Het gekke is, dat ik nu in een vreemde reflex onmiddellijk begin te tellen of dat zo wel zal zijn. Hoeveel jaren duurt het nog, voordat ze in de vijfde klas terecht komen? Nee, dit kleintje zal ik niet meer bij mij hebben. Ik vermoed dat mijn pensioenperiode dan al aangebroken is. Misschien dat ik de kleine spruit wel zal tegenkomen op één of andere vertelling? Daar staat gelukkig geen pensioenleeftijd op. Zolang dit lijf en stem het toelaten, blijf ik met veel plezier plezier in taal doorgeven. Tja, dat heb je met die meesters. Dat bloed kruipt waar het niet gaan kan. Of nee, misschien is dit wel beter: ‘Zoals de ouden zongen, zo hoop dat de jongen gaan piepen.’ Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft. Uit het dagboek van de meester
Heb je thuis ook zo’n ding staan dat je langzaamaan meer en meer begint te waarderen? Zo iets waarvan je vroeger zou zeggen: ‘Staat dat hier nu nog in de weg?’ of ‘Het wordt tijd dat ik het containerpark eens ga opzoeken.’ Het kan met een vaas, een oude kast, een kapotte stoel, een foeilelijk schilderij. Dat ding heeft het hele huis al gemaakt en stof gevreten in alle kamers, op schappen en achter gordijnen. Uiteindelijk ben je dan toch blij dat je het niet hebt weggedaan. Wacht, ik geef een zeer herkenbaar voorbeeld. Ken je die schilderijen van het triestige zwerversjongetje met van die dikke bingeltranen. Of de twee kou-kleum-kindjes die voor het open haardvuur zich staan op te warmen? Awel, die schilderijen zou ik nog een keertje willen oppimpen. Dat zijn zo kitshie dingen, dat ze weer hypergewild zijn na al die jaren. Je mag het broodje-aap-verhaal erachter echter niet lezen, laat staan geloven. Daar dienen net die verzonnen verhalen voor. Ze duiken ergens op en gaan een eigen leven leiden. Ze worden aangedikt met eigen verzinsels, met streekgebonden gebeurtenissen. En lap, daar staan ze op het internet gepubliceerd met het meest uitgestreken gezicht van waarheid erbij. Je moet maar eens gaan googelen naar die schilderijen. Je gelooft je eigen ogen niet als je de aapverhalen leest. Wat ik wel kan vertellen, is dat de schilder van deze werken lekker rijk is geworden van zijn ‘uit het leven gegrepen’ taferelen. Als ik me goed herinner, hangt er zelfs in de melkherberg van kabouter Plop een gepimpte versie. Het zijn zo van die vrolijke knipogen die er te vinden zijn in deze toch wel leuk bedachte kinderprogramma’s. Afgelopen week liet m’n ega nog een filmpje zien over een hypergeëngageerde jonge dame. Met een gigantisch enthousiasme en tegelijkertijd zeer liefdevol sprak ze over haar zevenjarige kamerplant. Het grappige was, dat het contrast bijna niet groter kon zijn toen ze de naam zei van haar plant, nl. Monstera Delisiosa. De Nederlands naam bleek ook nog eens supergrappig, nl. Gatenplant. Dus je koopt voor een stevig bedrag een plant vol gaten. Dat is zoals mijn opa ons vroeger wijs maakte dat de gaten in de gruyèrekaas toch wel erg duur waren. En dan één of andere nonkel die dan vlug erbij zei: ‘Dat gaten in hersens ook niet veel wegen, anders woog bompa veel te veel.’ Hilariteit alom natuurlijk. De plantenjuffrouw declameerde en overtuigde de kijker met veel armgezwaai en plantendeskundigheid dat ze geweldig veel van haar plant hield. Ze zei dat hij genoot van het gebruik van de watersproeier en dat hij met zijn luchtwortels de bamboestaaf in het midden heerlijk kon omarmen. Met verbijstering heb ik gekeken naar het filmpje. Mijn gedachten gingen naar het boek van Zonhovenaar Jos Vandeloo ‘De Croton’. Dat bleek ook een zeer liefdevolle plant te zijn, die langzaamaan de kamer van de eigenaar overwoekerde. Aan het eind kwam er zelfs een stevige, wat zeg ik, wurgende omhelzing van de plant. Sinds dat boek ben ik planten toch een beetje anders gaan bekijken. Deze dame bevestigde het nog eventjes voor mij. Wat groen in huis is best, maar ze moeten vooral blijven stilstaan en niets zeggen. Toch niet luidop. Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft. |
De MEESTER
Iedere week leest de meester iets voor vanuit zijn dagboek. Archieven
October 2024
Categorieën |