Mijn eerste geposte boodschap was vrolijk en vakantiegericht. Een paar foto’s met mijn vrouw en hond aan het strand. Binnen de kortste keren kwam er al reactie met duim omhoog, hartje, applaus. Wie had gedacht dat ik hiermee al zou scoren. Maar blijkbaar is zo’n reactie één klein klikje verwijderd van wel of geen interesse. Verder komen de vriendschapsverzoeken binnengehuppeld, alsof de voordeur van je huis openstaat. Alsof ze bij jou aan tafel willen komen zitten, kopje koffie met koekje wensen, praatje willen slaan en dan weer weghuppelen voor het vervolg van hun dag. Je mag digitaal aanvaarden of niet. Maar er komen mensen met een vriendschapsverzoek die ik van haar nog pluim ken. Als ik hun gegevens open, besef ik waarom. Ze wonen ergens in de staat Oregon Amerika, of in het zuiden van Italië. Hoe geraken deze mensen zo snel aan mijn gegevens? Jawel, de wereld blijkt nog maar eens een dorp te zijn, waar mijn tafel binnen de kortste keren te klein gaat zijn om iedereen aan te laten zitten. Het woord vriend moet blijkbaar toch een keer opnieuw haar betekenis verdienen. Mijn échte, fysisch aanwezige vriendengroepje is behoorlijk klein. Maar net groot genoeg om met regelmaat aan onze tafel te genieten van een hapje, een tof gesprek, een gin-tonic of cognac. Face tot face. Volgens mij zijn dat vrienden.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.