Dit dagboek is een beetje een feestdagboek. Het is de laatste van het zesde dagboekjaar en het luidt eveneens de grote zomervakantie in. Als u dit hoort, hebben honderden, zo niet duizenden kinderen, meesters en juffen een gat in de zomerlucht gesprongen, omdat hun vakantie is gestart. Na een pittig schooljaar, nog steeds vol met maatregelen, kijken we nu al uit naar september zonder mondmasker, zonder de noodzakelijke afstanden, zonder de slopende en afstandelijke digitale sessies van vergadering, oudercontact en nog meer. Toch nog even voorzichtig de spreekwoordelijke kat uit de boom kijken. Nooit het vel van de beer verkopen voordat… je weet wel. We hebben ondertussen geleerd, dat je niet te vroeg moet juichen en best afwacht, soms tot het laatste nippertje wat wel en wat niet mag en kan. Maar ik heb er goede hoop in. Mijn tweede prik van het vaccin ligt waarschijnlijk al ergens in de koelkast te wachten tot ik mijn bovenarm ontbloten mag. Hopelijk doen we dat met z’n allen, om voor elkaar te zorgen, veilig en wel.
Ik kijk ondertussen even in mijn agenda en met groot plezier zie ik hier en daar een culturele activiteit ingevuld staan. Eindelijk, eindelijk mag die poort weer opengaan. Ik hou een beetje mijn hart vast of het niet voor veel collega’s een slagveld is geworden. Lukt het om alsnog de draad op te pikken, het podium op te bouwen, de speeltenten uit te rollen en de lichten aan de steken? Het moet voor velen maar een dun boterhammetje zijn geweest dit afgelopen anderhalve jaar. Al geloof ik echt wel in sterke culturele schouders. Die moeten we met z’n allen eronder zetten en doorgaan. Niet opgeven en verder gaan. De honger van het publiek is groot en naast de voetbalgekte, de fietskoorts en andere sportevenementen, vind ik cultuur toch een noodzakelijke balk in de geestelijke voedingsdriehoek, niet? Laat mij zo even een klein Jeroen Meuske zijn, puur en passioneel. Een hobby-kok met een smakelijk receptje voor jong en oud.
Ik heb op mijn nachtkastje een klein boekje liggen. Noem het een receptenboekje, een invallenboekje, een verzameling van ideeën. Af en toe kribbel ik er wat in, een schets, een gekke zin, een gedichtje dat net uit mijn mouw kwam rollen of de eerste drie maten van een wereldhit. Allez, ik probeer toch. Af en toe blader ik terug, vooral aan het begin van een vakantieperiode. Zo krijg ik weer energie om aan de slag te gaan met nieuw materiaal. Je begint eraan en de verassing is steeds, dat je niet weet waar het eindigen zal. Ik moest eraan denken toen ik het schetsboek van Peter Paul Rubens op het internet zag. Het was er eentje uit zijn tienerjaren dat erkend werd als topstuk in het Museum Plantin-Moretus. Alsof daar iemand ook maar aan getwijfeld had. Als jonge snaak van 12–13 jaar tekende en kopieerde hij fantastische taferelen van andere grote kunstenaars. Hierin kon je zijn talent al van ver herkennen. Als je op één of andere zomerdag tijd hebt om het museum te bezoeken, is dit een aanrader. Bezichtig dit meesterwerk, naast al het andere schoons en fraais van eigen bodem. Ik heb in mijn kleine ideeënboekje alvast genoteerd, dat dit een uitstap moet worden. Ik heb er een klein ventje naast getekend met duim omhoog. Dàt zal zeker niet in een museum komen te hangen, zeker weten. Er moet ook publiek zijn dat gaat kijken naar het talent van anderen.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.
Ik kijk ondertussen even in mijn agenda en met groot plezier zie ik hier en daar een culturele activiteit ingevuld staan. Eindelijk, eindelijk mag die poort weer opengaan. Ik hou een beetje mijn hart vast of het niet voor veel collega’s een slagveld is geworden. Lukt het om alsnog de draad op te pikken, het podium op te bouwen, de speeltenten uit te rollen en de lichten aan de steken? Het moet voor velen maar een dun boterhammetje zijn geweest dit afgelopen anderhalve jaar. Al geloof ik echt wel in sterke culturele schouders. Die moeten we met z’n allen eronder zetten en doorgaan. Niet opgeven en verder gaan. De honger van het publiek is groot en naast de voetbalgekte, de fietskoorts en andere sportevenementen, vind ik cultuur toch een noodzakelijke balk in de geestelijke voedingsdriehoek, niet? Laat mij zo even een klein Jeroen Meuske zijn, puur en passioneel. Een hobby-kok met een smakelijk receptje voor jong en oud.
Ik heb op mijn nachtkastje een klein boekje liggen. Noem het een receptenboekje, een invallenboekje, een verzameling van ideeën. Af en toe kribbel ik er wat in, een schets, een gekke zin, een gedichtje dat net uit mijn mouw kwam rollen of de eerste drie maten van een wereldhit. Allez, ik probeer toch. Af en toe blader ik terug, vooral aan het begin van een vakantieperiode. Zo krijg ik weer energie om aan de slag te gaan met nieuw materiaal. Je begint eraan en de verassing is steeds, dat je niet weet waar het eindigen zal. Ik moest eraan denken toen ik het schetsboek van Peter Paul Rubens op het internet zag. Het was er eentje uit zijn tienerjaren dat erkend werd als topstuk in het Museum Plantin-Moretus. Alsof daar iemand ook maar aan getwijfeld had. Als jonge snaak van 12–13 jaar tekende en kopieerde hij fantastische taferelen van andere grote kunstenaars. Hierin kon je zijn talent al van ver herkennen. Als je op één of andere zomerdag tijd hebt om het museum te bezoeken, is dit een aanrader. Bezichtig dit meesterwerk, naast al het andere schoons en fraais van eigen bodem. Ik heb in mijn kleine ideeënboekje alvast genoteerd, dat dit een uitstap moet worden. Ik heb er een klein ventje naast getekend met duim omhoog. Dàt zal zeker niet in een museum komen te hangen, zeker weten. Er moet ook publiek zijn dat gaat kijken naar het talent van anderen.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.