Vul dan het online formulier in.
Wanneer u droomt van een eigen zaak, dan heeft u klassiek 2 mogelijkheden om uw onderneming te voeren. Ofwel start u met een eenmanszaak, ofwel brengt u uw ondernemingsactiviteiten onder in een vennootschap. De keuze voor het ene of het andere zal van een aantal factoren afhangen, waaronder bijvoorbeeld de fiscale implicaties, de administratieve verplichtingen, het aantal personen waarmee u een onderneming wil starten en het kostenplaatje.
Velen kiezen voor een vennootschapsvorm om hun privévermogen te kunnen afscheiden van het vermogen van de onderneming. Wanneer er een hoog risico is op beroepsschulden zijn bepaalde vennootschapsvormen inderdaad aangewezen om te voorkomen dat schuldeisers zich kunnen richten tot privégoederen. Door uw zaak te voeren onder de vorm van een NV, een CV of een BV kan u uw privégoederen immers principieel afschermen. Wanneer u uw zaak runt onder de vorm van een eenmanszaak is er evenwel geen enkele scheiding tussen een privévermogen en een vermogen van de onderneming. Alles wordt simpelweg als 1 vermogen beschouwd. Wanneer u schulden zou maken met uw eenmanszaak, zouden schuldeisers dus perfect beslag kunnen leggen op uw goederen die in se niets met uw zaak te maken hebben, zoals een woning of spaargelden uit een erfenis. In een eenmanszaak staat u immers steeds met uw volledig persoonlijk vermogen in voor alle schulden van de zaak. Indien u zou kiezen voor een eenmanszaak, kan u de risico’s wel enigszins inperken door een “verklaring van onbeslagbaarheid van de gezinswoning” af te leggen ten aanzien van een notaris. Op die manier kan u toch voor een gedeelte een zekere bescherming inbouwen. Meer bepaald kan u uw woning die u gebruikt als hoofdverblijfplaats onbeslagbaar laten maken in het kader van toekomstige beroepsschulden. U dient eigenaar, mede-eigenaar of vruchtgebruiker van de woning te zijn. Door deze onbeslagbaarheid kunnen beroepsschuldeisers principieel niet aan uw woning raken, zelfs niet in geval van uw faillissement. Wanneer iemand komt te overlijden, dient u een aantal zaken te regelen. Dit is niet altijd gemakkelijk gezien er met een overlijden tal van emoties en gevoelens van verdriet gepaard gaan.
Vooreerst moet de dood officieel worden vastgesteld door een arts. Er wordt dan een attest van overlijden opgesteld dat vervolgens moet worden meegedeeld aan de burgerlijke stand van de gemeente waarin de persoon overleden is. Wanneer u beroep doet op een begrafenisondernemer, zal deze die administratieve taak van u kunnen overnemen. Via een begrafenisondernemer kan u vervolgens de uitvaart regelen, waarbij u rekening dient te houden met de eventuele wensen van de overledene. De overledene kan bijvoorbeeld zelf al zijn uitvaart hebben voorbereid of bepaalde instructies daartoe hebben achtergelaten. Verder dienen er verschillende instanties op de hoogte te worden gebracht van het overlijden. Denk bijvoorbeeld aan de werkgever van de overledene en zijn of haar ziekenfonds. Ook de banken waar de overledene rekeningen heeft of bijvoorbeeld een kluis, moet u principieel op eigen initiatief verwittigen van het overlijden. De banken zullen vervolgens alle rekeningen, kluizen of andere financiële instrumenten blokkeren. Dat brengt met zich mee dat de gelden onbeschikbaar zijn totdat de bank officieel op de hoogte wordt gebracht van de wettige erfgenamen. Ook lopende opdrachten en domiciliëringen worden stopgezet. Als er geen blokkering zou zijn, zou men gelden kunnen afhalen ten nadele van de overige erfgenamen. Om de deblokkering te bekomen zal u dus eerst een officieel document moeten bekomen waaruit blijkt wie de erfgenamen van de overledene zijn. U kan enerzijds een attest van erfopvolging bekomen via de ontvanger van het registratiekantoor, of anderzijds een akte van erfopvolging laten opmaken door de notaris. Zolang de blokkering blijft duren, kan de bank principieel geen gelden vrijgeven, behoudens enkele uitzonderingsgevallen. Zo bijvoorbeeld kan de bank wel een geldelijk voorschot geven aan de langstlevende echtgenoot of langstlevend wettelijke samenwonende partner, met een maximum van 5000 euro. Ook bepaalde facturen kunnen nog betaald worden, zoals ziekenhuisfacturen. Wanneer u uw woning of bouwgrond wil verkopen, dan bent u wettelijk gezien verplicht een “bodemattest” aan te vragen. Zo’n bodemattest zal de koper informatie verschaffen over de bodemkwaliteit van de grond. Het bodemattest moet aangevraagd worden bij “OVAM”, zijnde de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij.
Op het bodemattest zal vermeld worden of de grond al dan niet is opgenomen in het grondeninformatieregister. Wanneer een gemeente een grond als risicogrond heeft gekwalificeerd, zal dit bekend zijn bij de OVAM en vermeld worden op het bodemattest. Indien er ooit activiteiten met een mogelijke impact op de bodemkwaliteit hebben plaatsgevonden op de bewuste grond, zal deze als risicogrond worden aangeduid. U kan daarbij denken aan een tankstation of een drukkerij die ooit uitgebaat werd op het terrein. Als er sprake is van een risicogrond op het bodemattest, zal er steeds een oriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Er zal dan een bodemsaneringsdeskundige ter plaatse moeten komen die een eerste onderzoek zal voeren door het nemen van stalen. Als er verontreiniging blijkt, zal een beschrijvend bodemonderzoek nodig zijn, waarmee alles in kaart wordt gebracht en wordt nagegaan of sanering van de grond noodzakelijk is. Indien sanering nodig is, zal nagegaan worden welke methode het beste is om de grond opnieuw gezond te maken. Wanneer er geen gegevens beschikbaar zijn over de grond, zal dit worden vermeld op het bodemattest. Deze vermelding houdt evenwel niet de garantie in dat de bodem proper is. De bodem kan dus nog steeds vervuild zijn, zonder dat hiervan gegevens bekend zijn bij de OVAM. Enkel een bodemonderzoek zal dan kunnen uitwijzen of de grond werkelijk niet vervuild is. De Vlaamse Overheid heeft een website ter beschikking gesteld, waarmee u kan nagaan of uw grond al dan niet gekwalificeerd is als risicogrond. Als er sprake is van een risicogrond, geeft OVAM weer welke stappen u kan ondernemen. In bepaalde gevallen kan de overheid ook tussenkomen in de saneringskosten. Deze site kan u terugvinden via www.degrotegrondvraag.be. De herfst is weer in het land en u heeft misschien zin in een stukje wild op uw bord. Stel dat u in een bosrijk gebied woont, dan kan u niet zomaar het bos intrekken om daar op jacht te gaan.
In Vlaanderen geldt er vooreerst een Jachtdecreet dat de wildsoorten indeelt in 4 categorieën. We hebben de categorie van het “grof wild” waartoe bijvoorbeeld een ree en een wild zwijn behoren. Daarnaast is er het “klein wild”, met bijvoorbeeld de fazant of haas. Verder is er het “waterwild” met onder andere de wilde eend en de kievit. En tot slot is er nog het “overig wild”, waaronder konijnen, vossen, de steenmarter en de wezel. Het Jachtopeningsbesluit zal bepalen voor welke dieren de jacht wordt geopend, maar toch blijft voor bepaalde dieren de jacht gesloten. Zo bijvoorbeeld is een wild zwijn een bejaagbare wildsoort, terwijl er geen jacht mogelijk is op een steenmarter. Zoals de naam al doet vermoeden, bepaalt het Jachtopeningsbesluit ook wanneer de jacht effectief geopend is op de bejaagbare dieren. Het hangt af van de wildsoort wanneer er al dan niet jacht mogelijk is. Zo bijvoorbeeld kan er op partrijzen slechts gejaagd worden in een bepaalde periode tussen september en november van elk jaar. Om effectief te mogen jagen met een vuurwapen, moet u beschikken over een “jachtverlof” of een “jachtvergunning”, die variëren in geldigheidsduur. U kan deze maar aanvragen als u vooreerst geslaagd bent op het jachtexamen dat éénmaal per jaar wordt georganiseerd. Zo’n jachtexamen bestaat uit zowel theoretische als praktische proeven. Zo bijvoorbeeld moeten theoretische meerkeuzevragen beantwoord worden over de wetgeving en fauna, alsook moeten er schietvaardigheidsproeven worden afgelegd. En zelfs al mag u wettelijk gezien jagen, dan nog mag u niet eender waar op wild gaan jagen. Meer informatie omtrent de jacht kan u terugvinden op de website www.natuurenbos.be. Wanneer u als alleenstaande ouder van minderjarige kinderen komt te overlijden, dan zal uw erfenis principieel naar uw kinderen gaan. Als de andere ouder nog in leven is en niet ontzet werd uit zijn ouderlijke macht, dan voorziet de wet dat deze ouder de goederen van de minderjarige zal beheren en het ouderlijk vruchtgenot daarvan krijgt, zolang de kinderen minderjarig zijn. De andere ouder zal geen eigen erfrecht hebben in uw erfenis, tenzij u nog gehuwd of wettelijk samenwonend zou zijn met de andere ouder, dan wel hem of haar bevoordeeld heeft in een testament.
Het wettelijk voorziene ouderlijk vruchtgenot houdt in dat de ouder van de vruchten van de goederen van de kinderen kan genieten, zoals bijvoorbeeld in de geërfde woning kan wonen. Dit vruchtgenot op de te erven goederen kan weliswaar worden ontnomen in een testament. Een testament kan u eigenhandig opmaken, dan wel met tussenkomst van een notaris. Zo kan u in een eigenhandig opgemaakt testament uitdrukkelijk te kennen geven dat de andere ouder géén vruchtgenot zal hebben op de goederen die aan de kinderen toekomen na uw overlijden. U moet zorgen dat u dit testament eigenhandig schrijft, ondertekent en dateert. U kan dat testament desgevallend in bewaring geven bij een notaris tegen betaling van een beperkt bedrag, zodat u zeker bent dat uw testament aan het licht komt in het geval u sterft. De notaris zal immers overgaan tot registratie van het bestaan van een testament in het centraal register van testamenten. Desgevallend kan u ook advies aan een advocaat of notaris vragen voor een correcte opstelling van een eigenhandig testament. U kan bijvoorbeeld ook clausules laten inlassen die voorzien in de toekenning van rechten aan een vertrouwenspersoon of die een verbod opleggen voor de verkoop van de geërfde goederen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid een notarieel testament te laten opstellen door een notaris. Een testament kan altijd herroepen worden door degene die het gemaakt heeft. Ook kan u zolang u leeft nieuwe testamenten opmaken, in dat geval zal het laatst gemaakte testament gelden op het moment van overlijden. De wet definieert een “arbeidsongeval” als een ongeval met een letsel dat een werknemer overkomt door het feit van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Ofwel gebeurt dat ongeval tijdens het werk, dan wel op de weg van en naar het werk, dan wel buiten de werkuren. Klassiek kunnen we dus 3 soorten arbeidsongevallen onderscheiden.
De meest bekende zijn de ongevallen die gebeuren op de werkvloer tijdens en door het feit van de uitvoering van het werk. U kan dan bijvoorbeeld denken aan een kelner die van de trap valt in het restaurant waar hij aan het opdienen is of een werknemer die een harstilstand krijgt nadat hij in een gesprek met de werkgever een slechte evaluatie ontving. Het moet wel gaan om een plotse gebeurtenis die niet opzettelijk veroorzaakt wordt door het slachtoffer en niet uitsluitend te wijten is aan de inwendige gesteldheid van het slachtoffer. De kelner die zich vrijwillig van de trap laat vallen, zal dus geen beroep kunnen doen op de schadeloosstelling voor arbeidsongevallen. Ook ongevallen die u als werknemer overkomen op de weg naar of terug van het werk, komen in aanmerking om beschouwd te worden als arbeidsongeval. Daarbij moet de werknemer wel een normaal traject afleggen tussen zijn verblijfplaats en zijn werk. Dit hoeft niet noodzakelijk de kortste of de snelste weg te zijn. Bepaalde onderbrekingen zijn ook toegestaan. Tot slot is er de categorie van arbeidsongevallen dat de werknemer overkomt buiten de uitoefening van zijn arbeidsovereenkomst, maar dat veroorzaakt werd door een derde wegens de uitvoering van die arbeidsovereenkomst. Denk bijvoorbeeld aan een bankbediende die buiten de werkuren slachtoffer wordt van zinloos geweld, veroorzaakt door een klant van de bank die hij eerder die dag een lening weigerde. In principe komt het aan de werknemer toe te bewijzen dat hij slachtoffer is van een arbeidsongeval. Als de werknemer gestorven zou zijn door het ongeval, dienen de bewijzen bijgebracht te worden door zijn rechthebbenden. Dit bewijs kan geleverd worden op alle mogelijke manieren, zelfs met getuigen. Wel heeft de wetgever een aantal vermoedens ingebouwd in de wetgeving om slachtoffers te helpen een arbeidsongeval te bewijzen. Indien u slachtoffer bent van een arbeidsongeval, heeft u recht op uitkeringen in het kader van de arbeidsongevallenwetgeving. Wanneer u met meerdere personen tegelijk eigenaar bent van een goed, spreekt men van “mede-eigendom”.
Mede-eigendom kan op verschillende manieren ontstaan. Eén van de gekendste manieren, is het geval dat na een overlijden een erfenisgoed toekomt aan meerdere personen. Denk bijvoorbeeld aan de gezinswoning van uw ouders die na hun overlijden in de erfenis valt en toekomt aan u en uw broers en zussen. In dat geval zal u samen met uw broers en zussen eigenaar zijn van die ene woning, en zal u allen beschouwd worden als mede-eigenaar. Men spreekt dan van een toevallige mede-eigendom, doordat u toevallig – door een overlijden – in die situatie terecht komt. Maar u kan ook vrijwillig een structuur van mede-eigendom tot stand brengen. Dat kan bijvoorbeeld wanneer u en uw partner besluiten om een woning samen aan te kopen. U zal de woning dan samen in onverdeeldheid bezitten, volgens een percentage dat overeenstemt met de investering die u elk daarin gedaan heeft. Vaak is dat elk voor de helft, maar ook andere percentages zoals 60/40 of 80/20 zijn mogelijk. Daarnaast zou ook bijvoorbeeld een tiental studenten kunnen beslissen om samen een appartementsblok aan te kopen met oog op hun studies. Ook zouden 3 gezinnen kunnen beslissen om samen een vakantiewoning aan te kopen onder het stelsel van vrijwillige mede-eigendom. In principe kan men niet gedwongen worden om altijd in een systeem van toevallige of vrijwillige mede-eigendom te blijven. Wanneer u dus samen met uw broers en zussen eigenaar zou zijn geworden van een woning na een overlijden, bent u niet verplicht eeuwig in onverdeeldheid te zijn en kan één van u de verdeling vorderen. U kan dan in eerste instantie trachten om onderlinge afspraken te maken rond de verdeling, waarbij bijvoorbeeld de ene de andere uitkoopt. Indien er geen akkoord mogelijk is, kan u steeds de rechtbank vatten om een gerechtelijke verdeling te horen bevelen. In dat geval zal er een notaris worden aangesteld om de onverdeelde goederen te verdelen. Daarbij zal eveneens gekeken worden naar mogelijke oplossingen, en eventueel kan men de openbare verkoop van de goederen opleggen. Eén van de ergste dingen die u op de werkvloer kan overkomen, is gepest worden. Het pestgedrag kan meerdere vormen aannemen, zoals bijvoorbeeld een overlading met werk, het meedelen van foutieve informatie, het verstoppen van werkgoederen of het negeren van de werknemer. Om te kunnen spreken van pesterijen, moet er sprake zijn van onrechtmatige gedragingen die gedurende een bepaalde tijd plaatsvinden. Als u slachtoffer bent van herhaaldelijk pestgedrag, is het belangrijk te weten dat u bepaalde stappen kan ondernemen.
Zo bijvoorbeeld kan u het arbeidsreglement er op naslaan om de gegevens te bekomen van een eventuele vertrouwenspersoon aangesteld binnen de onderneming. Een vertrouwenspersoon zal functioneren als een eerste aanspreekpunt voor werknemers met een psychosociaal probleem en kan adviseren of bemiddelen. Op die manier kan er naar oplossingen worden gezocht. Naast de vertrouwenspersoon, zou u de preventieadviseur gespecialiseerd in de psychosociale aspecten van het werk kunnen raadplegen. Ook deze kan in eerste instantie proberen te verzoenen. Voor de gegevens van de Externe Dienst voor Preventie en Welzijn op het Werk kan u het arbeidsreglement raadplegen. U kan bij deze personen een klacht indienen wegens pesten op het werk. Daarnaast zou u ook rechtstreeks klacht kunnen indienen bij de politiediensten, het openbaar ministerie of de onderzoeksrechter. Tevens kan u terecht met uw klacht bij de Inspectie toezicht welzijn op het werk, beter gekend als de zogenaamde Arbeidsinspectie. Verder zou u rechtstreeks een procedure kunnen starten voor de bevoegde rechtbank. Wanneer u aangesloten bent bij een vakbond, kan u ook daar terecht voor raad en eventuele bijstand. Zodra u een gemotiveerde klacht wegens pesten indient, zal u ook van een ontslagbescherming kunnen genieten. In een vorige aflevering hadden we het reeds over het systeem van de juridische tweedelijnsbijstand, waarmee u beroep kan doen op een pro Deo-advocaat indien u geconfronteerd wordt met een juridisch probleem.
Niettemin u op die manier weinig of niets zal moeten betalen aan de u toegewezen pro Deo-advocaat, zal er nog steeds een kost te betalen zijn voor het voeren van een gerechtelijke procedure. De gerechtskosten blijven immers bestaan, ook al kreeg u een pro Deo-advocaat toegewezen. Zo kunnen er diverse betalingen verschuldigd zijn, zoals griffierechten, uitgifterechten en registratierechten. Wel bestaat de mogelijkheid om “rechtsbijstand” aan te vragen indien u niet over de nodige middelen beschikt om de kosten van een rechtspleging te dragen. Zo bijvoorbeeld kan u rechtsbijstand bekomen om een gerechtelijke procedure op te starten. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarbij u wilt scheiden van uw echtgenoot en een onderhoudsgeld wil bekomen, maar u zelf niet de nodige gelden ter beschikking heeft om de gerechtelijke procedure te starten bij de familierechtbank. Daarnaast kan u ook rechtsbijstand vragen voor het uitvoeren van een uitspraak van de rechtbank. Zo bijvoorbeeld kunnen de kosten van een gerechtsdeurwaarder gedekt worden indien u uw tegenpartij wil dwingen tot betaling op basis van een bestaande uitspraak. Ook kosten van een notaris, bemiddelaar of technisch adviseur kunnen door de rechtsbijstand gedekt worden. Net zoals bij de juridische tweedelijnsbijstand, kan rechtsbijstand geheel of gedeeltelijk kosteloos toegekend worden. Het kan dus zijn dat u een beperkt bedrag dient te storten, opdat de rechtsbijstand u wordt toegekend. |
ALLLOQUI
Heeft u een vraag voor de meesters van Alloqui Advocaten, Eigenbilzen, vul dan het online formulier in. Archieven
December 2020
Categorieën
Alles
|