Eerlijk gezegd had ik niet echt een vermoeden dat mijn dagboek van afgelopen week behoorlijk visionair zou zijn. De week die volgde was er eentje met een stortvloed aan berichten en boodschappen, vooral dan na de aankondiging van de nieuwe verstrengde maatregelen. Samen met heel wat broodje aap verhalen, dus. Vooral de boodschappen rond de school en het onderwijs waren niet echt een toonbeeld van duidelijkheid. Ze leken opeens meer boosschappen dan boodschappen en de ene mening stond nog niet in de media, of de andere haalde deze weeral onderuit. Ook op school bleek dat communicatie zeer subtiel kan zijn, met een verschil tussen feit en mening, met een duidelijke boodschap of een beetje troebel gelezen. Het is op alle niveaus zo, vermoed ik. Opeens mocht er een afkoelingsweek komen, maar niet in de kleuterschool. Dan mocht elke school weer zelf kiezen, maar later werd het weer aangepast en mocht het hele onderwijsnet even uithijgen. Of er dan digitaal lesgegeven mocht of moest worden, deed weer de nodige leer- en schoolstof opwaaien. Wat een gedoe maar weer. Ondertussen zaten mijn kinderen in de klas met mondmasker op én grote ogen te kijken naar wat ik te vertellen had. ‘Meester, hoe zit het nu?’ vroeg één van de kinderen. Ik bleef even stil, keek de klas in en vertelde dat ik het eigenlijk ook niet meer zo heel duidelijk weet. Maar dat sommige meesters heel goed zijn in verhaaltjes verzinnen. ‘Ge kunt er een boek over schrijven,’ merkte een pientere leerling op. ‘Zo is dat,’ beaamde ik. ‘Misschien kan je wel een eigen verhaal bedenken, hoe het zou zijn, om terug in de vakanties te gaan waar je maar wilt, met je wie je wilt en zonder mondmasker.’ Daar had ik iets gezegd. Het regende ideeën en voorstellen. Eigenlijk was ik daar wel blij mee, want zo lieten ze zien, dat er nog heel wat hoop is dat het weer goed komt. Zie je, de waarheid komt uit een kindermond.
Ondertussen krijg ik af en toe nieuwe tekeningen binnen van mijn nieuwste boek waaraan de illustrator de laatste hand legt. Telkens kijk ik met grote verwondering naar de prachtige tekeningen, zeg maar kunstwerken. Hoe iemand mijn verhaal om kan zetten in beeld. Hoe iemand in een tekening precies de sfeer van het verhaal kan weergeven. Zo wordt dit boek veel meer dan twee aparte delen. Een verhaal met tekeningen, maar op zo’n manier getoond, dat je bij wijze van spreken in het verhaal kan springen. Dat je mee op de hondenslee glijdt en door de bossen van Canada sjeest met de ijskoude wind in je haren. Want daar gaat het boek over, over de sledehond én wereldkampioen Esdra. Maar ik hou je zeker op de hoogte wanneer het eindelijk gedrukt en geurend naar verse inkt in de boekenwinkels ligt. Ik schat nog een paar maanden. Ik probeer nu al voorzichtig na te denken over het voorstellen van het boek, ergens in een bieb of boekhandel. Zou ik er suikerbonen bij zetten? Dat doe je toch bij een boorling. Of ga ik proberen om het amulet van de Inuït, dat in het boek voorkomt zelf te maken. Dan kras ik er iets mysterieus in. Iets in de zin van: ‘Om te weten waar je heen gaat, moet je eerst weten waar je vandaan komt’. Of deze: ‘Of je nu denkt dat je het wel of niet kunt, je hebt gelijk.’ En deze laatste is een beetje voor mij bedacht, denk ik. ‘Tijd en ijs zijn geweldige leraren’.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.
Ondertussen krijg ik af en toe nieuwe tekeningen binnen van mijn nieuwste boek waaraan de illustrator de laatste hand legt. Telkens kijk ik met grote verwondering naar de prachtige tekeningen, zeg maar kunstwerken. Hoe iemand mijn verhaal om kan zetten in beeld. Hoe iemand in een tekening precies de sfeer van het verhaal kan weergeven. Zo wordt dit boek veel meer dan twee aparte delen. Een verhaal met tekeningen, maar op zo’n manier getoond, dat je bij wijze van spreken in het verhaal kan springen. Dat je mee op de hondenslee glijdt en door de bossen van Canada sjeest met de ijskoude wind in je haren. Want daar gaat het boek over, over de sledehond én wereldkampioen Esdra. Maar ik hou je zeker op de hoogte wanneer het eindelijk gedrukt en geurend naar verse inkt in de boekenwinkels ligt. Ik schat nog een paar maanden. Ik probeer nu al voorzichtig na te denken over het voorstellen van het boek, ergens in een bieb of boekhandel. Zou ik er suikerbonen bij zetten? Dat doe je toch bij een boorling. Of ga ik proberen om het amulet van de Inuït, dat in het boek voorkomt zelf te maken. Dan kras ik er iets mysterieus in. Iets in de zin van: ‘Om te weten waar je heen gaat, moet je eerst weten waar je vandaan komt’. Of deze: ‘Of je nu denkt dat je het wel of niet kunt, je hebt gelijk.’ En deze laatste is een beetje voor mij bedacht, denk ik. ‘Tijd en ijs zijn geweldige leraren’.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.