Ondertussen krijg ik af en toe nieuwe tekeningen binnen van mijn nieuwste boek waaraan de illustrator de laatste hand legt. Telkens kijk ik met grote verwondering naar de prachtige tekeningen, zeg maar kunstwerken. Hoe iemand mijn verhaal om kan zetten in beeld. Hoe iemand in een tekening precies de sfeer van het verhaal kan weergeven. Zo wordt dit boek veel meer dan twee aparte delen. Een verhaal met tekeningen, maar op zo’n manier getoond, dat je bij wijze van spreken in het verhaal kan springen. Dat je mee op de hondenslee glijdt en door de bossen van Canada sjeest met de ijskoude wind in je haren. Want daar gaat het boek over, over de sledehond én wereldkampioen Esdra. Maar ik hou je zeker op de hoogte wanneer het eindelijk gedrukt en geurend naar verse inkt in de boekenwinkels ligt. Ik schat nog een paar maanden. Ik probeer nu al voorzichtig na te denken over het voorstellen van het boek, ergens in een bieb of boekhandel. Zou ik er suikerbonen bij zetten? Dat doe je toch bij een boorling. Of ga ik proberen om het amulet van de Inuït, dat in het boek voorkomt zelf te maken. Dan kras ik er iets mysterieus in. Iets in de zin van: ‘Om te weten waar je heen gaat, moet je eerst weten waar je vandaan komt’. Of deze: ‘Of je nu denkt dat je het wel of niet kunt, je hebt gelijk.’ En deze laatste is een beetje voor mij bedacht, denk ik. ‘Tijd en ijs zijn geweldige leraren’.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.