Ik ben, eerlijk gezegd, het jaar niet al te best geëindigd. Ik heb het hele pakketje meegekregen om een zestal dagen compleet plat te moeten gaan. Een doosje bronchitis, een zakje griep, een tubetje migraine en alles netjes ingepakt in een warm papiertje koorts. Het lijkt een cadeautje, maar dat was het allerminst. Het voelde compleet van de wereld af, of eerder in een zweterige vreemd-dromerige koortsige andere kant… ergens. Het is moeilijk om uit te leggen, maar als je een koortsstorm hebt meegemaakt, begrijp je het wel. De vreemdste combinaties duiken op in die koortsdromen, de akeligste creaturen besluipen je, de meest onvoorspelbare toestanden lijken echt. Maar daar komt ridder Dafalgan op zijn stoere paard aangestormd. Hij verjaagt de monsters voor een tijdsduur van, pakweg vier uren. Dan is hij zelf uitgeput en moet hij worden vervangen door ridder Parcetamol, of zo. Maar het vergaat deze ridder net hetzelfde als zijn illustere voorganger. Ondertussen ben je wel al acht uur verder en hoop je op verbetering. Dat blijkt nog even utopisch te zijn. De nachtdraken zijn alweer daar. Maar het kan ook ridder Sinutab geweest zijn. Te laat ingenomen en er is niet veel verschil meer merkbaar die nacht tussen medicijn en koorts. Zo passeerde er in die laatste week meer dan één bataljon stoer riddergeweld huize dagboekschrijver. Ondertussen is de storm geluwd, zijn de wapens opgeborgen en is het koortsstof gaan liggen. Gelukkig maar. Ik bedenk dan even of het cliché nog eens bevestigd moet worden: het feit dat je volhoudt tot aan een vakantieperiode. Daarna hoeft het even niet meer en daar lig je dan. Ik heb het meermaals meegemaakt. Ik geloof ook dat ik niet de enige ben. Al leek het bij ons op school wel een afvalrace die laatste weken. De ene collega na de ander moest eraan geloven. Ook bij de kinderen zag je het gebeuren. Gesnotter, gehoest en geproest, hangerig op de stoel, futloos dan toch maar aan de slag gaan. U snapt het, beste luisteraar, ik ben blij dat het nieuwe jaar begonnen is.
Of er voornemens zijn gemaakt, dit jaar, vraagt u zich af. Uiteraard spelen die mee. Ik kreeg een opmerkelijk mooi berichtje binnen over de kunst van het ‘lanterfanten’, over de boomer-generatie, waar ik ook toe behoor vermits ik ben geboren in de jaren ’60 vorige eeuw. En over een Japans boek uit de 14e eeuw, waarin de schrijver tips gaf om de drukte die er blijkbaar ook toen al heerste, aan te kunnen. De rode draad? De natuur: luisteren naar kabbelend water, af en toe kijken naar de maan en elk seizoen gaan ruiken in een bos. De natuur is hét medicijn, zomaar, gratis en voor niets, voor u én voor mij. Als dat niet schoon is.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.