Poëzie, waarom nie? Deze week is het gedichtenweek op school, en ook wel hier en daar in de media en boekhandel. Poëzie is zo’n taalvorm waar veel mensen het een beetje moeilijk mee hebben. Te elitair geschreven, te gekunsteld, te ver van hun bed. Ik geloof dat het niet zo hoeft te zijn. Zelf probeer ik met veel plezier gedichtjes te schrijven. Alleen al maar om te spelen met taal, om de grenzen van wat je met je eigen taal kan doen, te verleggen. Van ingewikkelde vormen tot vrije verzen, van fantasiewoorden tot lekker moeilijke frons-je-wenkbrauwwoorden. Het kan en mag allemaal in poëzie. Ik weet dat er echt wel taalpuriteinen zijn, die zich ernstig, nors en pen-vast bijten in ritmevoeten en stijlvormen. Ze mogen dat gerust doen van mij, maar ik hou van spelen met taal en me heerlijk amuseren met deze taalvorm. Zo probeer ik op school en in mijn klas poëzie op een fijne manier aan te bieden. Een poëziemuur, een gedichtenbundel in de kijker, gedichten van leeftijdsgenootjes, een raadgedicht. Ik probeerde ook iets nieuws uit: Ik heb een gedicht tegen de zijkant van de trap gekleefd. Elke tree krijgt een stukje. Terwijl je naar boven wandelt, lees je het gedicht. Wanneer je boven aankomt, is het gedicht klaar. Het was wel een beetje uitrekenen hoeveel stukjes er achter elkaar mochten komen. Er is maar één verdieping, dus een achttiental stukjes pasten precies. Hadden we meer verdiepingen op school, tja, dan had ik nog een strofe bijgeschreven. We hebben wel drie traphallen in het gebouw van de lagere school, dus heb ik me lekker uitgeleefd in een paar trapgedichtjes. Het eerste gedicht heb ik afgelopen vrijdag al vastgekleefd. Met een brede glimlach werd er door de leerlingen naar de bovenverdieping gewandeld, gelezen en bovenaan gegrinnikt. Kan poëzie nog meer leesplezier geven dan dit? Wie verwacht er nu ook een gedicht, als je naar boven wandelt. In ziekenhuizen heb ik wel al een keertje aanmoedigingen gelezen op de trap, om deze te gebruiken en niet onmiddellijk de lift binnen te stappen. ‘U heeft al 54 calorieën verbruikt’. Of deze: ‘Op de trap hoef je nooit te wachten.’ Ik ben overtuigd dat het werkt, want veel mensen stapten met de glimlach naar boven in het trappenhuis.
Hoe mijn trapgedichtje gaat, wil je weten? Geen probleem. Hier komt er eentje:
samen het trapje op en hop!
een stapje naar de top
nog hoger, kijk maar
kijk daar, naar hoger
naar nog meer
durf jij dat,
mevrouw, meneer?
puf, hijg, bijna...
hijg, puf, ja, ja…
samen dromen,
tot hiep, hoera,
wij samen zijn
aangekomen
Ondertussen heb ik mijn klas aan het werk gezet om een lievelingsgedicht mee te brengen. ‘Mogen we dat ook zelf schrijven, meester?’ was de vraag van één van mijn kinderen. Daar verscheen een brede glimlach onder mijn, nog steeds verplichte, mondmasker. ‘Ja, natuurlijk mag dat, heel graag zelfs. Zou je dat ook op een groot blad willen schrijven? Dan kunnen we je gedicht een plekje geven in de hal. Zou je dat willen?’ Enthousiast werd er geknikt. Zo langzaamaan verandert deze week het uitzicht op school in een heerlijke leesomgeving, waar je mag spelen met taal en eens een keertje niet moet opletten op punten en komma’s. Dat mag ook wel eens, niet?
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.
Hoe mijn trapgedichtje gaat, wil je weten? Geen probleem. Hier komt er eentje:
samen het trapje op en hop!
een stapje naar de top
nog hoger, kijk maar
kijk daar, naar hoger
naar nog meer
durf jij dat,
mevrouw, meneer?
puf, hijg, bijna...
hijg, puf, ja, ja…
samen dromen,
tot hiep, hoera,
wij samen zijn
aangekomen
Ondertussen heb ik mijn klas aan het werk gezet om een lievelingsgedicht mee te brengen. ‘Mogen we dat ook zelf schrijven, meester?’ was de vraag van één van mijn kinderen. Daar verscheen een brede glimlach onder mijn, nog steeds verplichte, mondmasker. ‘Ja, natuurlijk mag dat, heel graag zelfs. Zou je dat ook op een groot blad willen schrijven? Dan kunnen we je gedicht een plekje geven in de hal. Zou je dat willen?’ Enthousiast werd er geknikt. Zo langzaamaan verandert deze week het uitzicht op school in een heerlijke leesomgeving, waar je mag spelen met taal en eens een keertje niet moet opletten op punten en komma’s. Dat mag ook wel eens, niet?
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.