Maar dé lentegeur die mij behoorlijk tegemoetkwam bij het winkelen, was die van jonge konijntjes en kleine kuikentjes. Jawel, de huppelende en scharrelende jonge beestjes, die de lente mee aankondigden. De kinderen vonden het schitterend. De oogjes werden groter en keken bedelend in de richting van een wanhopige papa, die deed alsof er toevallig plots iets mis was met de winkelkar en een mama die hoofdschuddend ‘Nee, nee,’ gebaarde. Niet weer een konijn dat na een paar maanden een Vlaamse reus bleek te zijn. Ook niet weer een lief geel kuikentje, dat na een paar maanden een forse kakelende witte kip bleek te zijn. Iedereen heeft voldoende nachtrust nodig en de vrije tijd is te schaars, om daar bovenop nog te moeten zorgen voor konijnen en kippen. Het werden dus tranen met tuiten in het tuincentrum. Maar de lekkere lekstokken aan de kassa maakten alles weer goed. Ook de meester heeft zijn doosje anijsbonbons meegenomen. Hoe iets kleins een mens zo gelukkig kan maken.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.