Verder heeft mijn ega dezer dagen haar oude liefde terug gevonden. Nee, nee, maak je niet ongerust, we blijven elkaar supergraag zien. Het is de liefde voor het schilderen die ze opnieuw heeft ontstoft. De penselen zijn weer bovengehaald, de kleine tubes olieverf weer gesorteerd in de houten verfkist, de maagdelijk witte canvasdoeken geprepareerd met hagelwitte gesso. En daarbij de goesting om inspiratie op te doen om deze om te zetten in prachtige schilderswerken. Af en toe ga ik in de zetel in haar ateliertje zitten. Dan piept ze met een glimlach langsheen haar doek en schildersezel en gaat weer ongestoord verder. ‘Kijk eens,’ zegt ze plots. ‘Wat zie je, wat vind je er van? Klopt dit hier wel?’ Dat zijn dan vragen die ze me stelt. Ze houdt me goed in de gaten als ik haar werk bekijk. Ik moet zeggen dat hetgeen ze op dat doek tovert, onvoorstelbaar knap is. Ze is vooral bezig met portretten en probeert volgens de regels van de kunst, volgens haar inzicht en gevoel iemand af te beelden met de nodige precisie als van een chirurgisch mes. Daar slaagt ze wonderwel in. In mijn schilderij zou je misschien een neus, twee ogen en een scheve mond herkennen.
Toen ze me laatst een donker gekleurd meisje liet zien, dat ze net had geschilderd, heb ik met grote verwondering gekeken en nog een keertje. Het maakte niet uit waar ik stond, die geschilderde ogen bleven me aankijken. Van perspectief gesproken. Daarbij vertelde het meisje ook nog eens haar verhaal, waar je een heel boek mee vullen kan. Ik heb toen diep in de ogen van mijn knuffelkunstenares gekeken en haar trots gezoend.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.