De Loonbeschermingswet van 12 april 1965 bevat enkele dwingende bepalingen omtrent de loonbetaling. Volgens die wet moet het loon op vast bepaalde tijdstippen worden uitbetaald. Voor bedienden bijvoorbeeld moet er ten minste om de maand worden uitbetaald. Arbeiders moeten principieel minstens tweemaal per maand uitbetaald worden.
Op welk tijdstip en binnen welke termijn er concreet dient te worden uitbetaald zal vastgelegd zijn in de op u toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst, dan wel het arbeidsreglement, of enig ander van kracht zijnde reglement. Hoe dan ook mag de datum van uitbetaling niet later vallen dan de 7de werkdag na de arbeidsperiode waarvoor de uitbetaling gebeurt. Bij gebreke aan het bestaan van zulke CAO of reglement, moet het loon uiterlijk op de vierde werkdag na de arbeidsperiode waarvoor de uitbetaling geschiedt, worden uitbetaald.
Bij laattijdige loonuitbetalingen zal er automatisch intrest aan de wettelijke intrestvoet verschuldigd zijn op het achterstallige brutoloon.
Wanneer uw werkgever tekort schiet in de uitbetaling van uw loon, kan u hem aangetekend in gebreke stellen, waarbij u de werkgever wijst op de tekortkoming in zijn verplichtingen en hem een ultimatum stelt. Ook zou u kunnen overwegen een procedure op te starten bij de arbeidsrechtbank teneinde uw loon, meer intrest, in te vorderen. Een procedure brengt natuurlijk wel bepaalde kosten met zich mee en zal enige tijd in beslag nemen. Desgevallend kan u om dit te vermijden, de sociale inspectiediensten eventueel anoniem in kennis stellen van systematisch laattijdige uitbetalingen, zodat zij een onderzoek kunnen starten en de werkgever op de vingers wijzen.
Voor advies en bijstand kan u ook terecht bij de vakbond waarbij u aangesloten bent.
Het herhaald nalatig zijn in de tijdige uitbetaling van loon is verder een reden om uw arbeidsovereenkomst gerechtelijk te laten ontbinden door de arbeidsrechtbank wegens wanprestatie van de werkgever. Desgevallend kan daarbij een bijkomende schadevergoeding worden gevorderd.