Zo werd in de eerste plaats het verschil tussen handelsvennootschappen en burgerlijke vennootschappen afgeschaft. Voortaan worden alle vennootschappen beschouwd als “ondernemingen”, ongeacht of de vennootschap handelsdaden stelt of niet. Voortaan kan dan ook eender welke vennootschap failliet verklaard worden door de ondernemingsrechtbank.
Naast de vennootschappen, worden ook eenmanszaken en vrije beroepers als “onderneming” beschouwd. Eveneens VZW’s en stichtingen zijn nu “ondernemingen” die commerciële activiteiten mogen verrichten, met dien verstande dat zij wel geen winst mogen uitkeren. Enkel de feitelijke verenigingen (zoals bvb. carnavalsverenigingen of voetbalverenigingen) worden niet aanzien als een “onderneming”, ten minste voor zover de leden ervan zich geen winst uitkeren.
Een van de belangrijkste vernieuwingen is gelegen in de drastische vermindering van het aantal vennootschapsvormen. Bij de oprichting van een vennootschap heeft u nu in principe nog slechts de keuze tussen 4 Belgische vennootschapsvormen, zijnde de BV, de NV, de CV of de maatschap. De Europese vennootschapsvormen blijven daarnaast ook nog een mogelijkheid.
Voor de vennootschappen opgericht vóór 1 mei 2019, is er in een overgangsregeling voorzien. Sommige wetgeving zal al onmiddellijk op hen van toepassing zijn, andere slechts op 1 januari 2020, nog andere uiterlijk 1 januari 2024. Oude vennootschappen kunnen nu reeds vrijwillig hun statuten (laten) aanpassen aan de nieuwe regelgeving. Men heeft hiervoor wel nog even de tijd, namelijk heeft de wetgever 1 januari 2024 als uiterste datum vooropgesteld teneinde de oude vennootschapsstatuten aan te passen aan de nieuwe wetgeving. Is uw oude vennootschap tegen die datum niet hervormd, dan zal de wet automatisch bepalen dat de regels van de vennootschap die het dichtst aansluit bij uw oude vennootschap van toepassing zijn.