We kunnen 2 soorten tegemoetkomingen onderscheiden, met name de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming. Beide tegemoetkomingen kunnen tezamen genoten worden, dan wel apart, gezien zij een andere finaliteit hebben.
Om aanspraak te kunnen maken op een inkomensvervangende tegemoetkoming dient uw verdienvermogen ernstig aangetast te zijn door uw lichamelijke of psychische belemmeringen. Met name moet uw verdienvermogen zodanig verminderd zijn dat u slechts één derde of minder kan verdienen in vergelijking tot hetgeen een gezonde persoon op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen. Afhankelijk van uw gezinssituatie zal u in categorie A, B of C vallen, op basis waarvan het bedrag dat u ontvangt bepaald wordt.
De integratietegemoetkoming daarentegen wordt toegekend aan personen die een sterk verminderde zelfredzaamheid hebben. Zij ondervinden met andere woorden moeilijkheden bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Die zelfredzaamheid wordt beoordeeld aan de hand van een aantal factoren, zoals bijvoorbeeld of u zich al dan niet gemakkelijk kan verplaatsen, of u al dan niet zonder toezicht kan leven, of u in staat bent maaltijden te bereiden, of u kan instaan voor het huishouden, uw persoonlijke hygiëne, enz. Voor de 6 verschillende criteria worden punten toegekend, gaande van 0 tot 3 punten, waarbij een quotatie van 3 punten betekent dat u bij de activiteit zeer grote moeilijkheden ondervindt. De puntenscore zal bepalen of u behoort tot categorie I, II, III, IV of V en dus hoeveel uitkering u zal ontvangen. Om aanspraak te maken op een integratietegemoetkoming, dient er ten minste een puntentotaal van 7 behaald te worden.
Om een integratietegemoetkoming, dan wel een inkomensvervangende tegemoetkoming aan te vragen, dient u ook aan bepaalde leeftijdsvoorwaarden te voldoen. U moet in principe ouder dan 21 jaar zijn en jonger dan 65 jaar.
Ook uw inkomen speelt een rol. Eens uw inkomen bepaalde grenzen te boven gaat, kan de tegemoetkoming verminderd of opgeschort worden.