Gedurende 2 periodes in het jaar mogen winkels hun goederen tegen sterk verlaagde prijzen aanbieden. U kent dit allemaal als de solden- of de koopjesperiode. Wanneer en hoe zulke verkopen aan verlaagde prijs mogen plaatsvinden, is strikt geregeld in het Wetboek van Economisch Recht. Dit o.a. teneinde misbruiken te voorkomen.
Zo mag de verkoper enkel zaken in solden aanbieden, dewelke hij voor de start van de solden al gedurende minimum 30 dagen te koop heeft aangeboden en dewelke nog steeds in zijn bezit zijn bij de start van de solden. De goederen die in solden worden tentoongesteld, moeten ook effectief tegen een lagere prijs worden aangeboden dan voorheen. U moet dus een effectief kortingsvoordeel krijgen. Wanneer de verkoper bvb. een goed in solden zou verkopen aan 50 euro “zogezegd” aan de helft van de prijs, terwijl dit goed voordien ook al 50 euro kostte, wordt dit gezien als een verboden handelspraktijk. Tijdens de solden is het ondernemingen toegelaten te “verkopen met verlies”, zodat verkocht kan worden aan een lagere prijs dan de prijs die de onderneming zelf betaald heeft bij de vroegere aankoop.
De twee soldenperiodes zijn wettelijk vastgelegd, met name van 3 januari tot 31 januari en van 1 juli tot 31 juli. Vallen 3 januari of 1 juli toevallig op een zondag, kunnen de koopjesjagers hun zoektocht al één dag eerder aanvatten.
Vóór deze periodes mogen kleding-, lederwaren en schoenenwinkels hun goederen principieel niet in solden aanbieden. Men spreekt van de zogenaamde sperperiode, die eveneens wettelijk is vastgelegd. De sperperiode loopt van 3 december tot en met 2 januari en van 1 juni tot en met 30 juni. Vallen 3 januari of 1 juli op een zondag, zal deze sperperiode één dag vroeger aflopen. Tijdens de sperperiode mogen onder bepaalde voorwaarden wel braderijen georganiseerd worden, waarbij de goederen al tegen een verminderde prijs worden aangeboden.