In dat geval dient er tussen de ouders onderling een regeling te worden uitgewerkt omtrent het verblijf van het kind. Met andere woorden moeten beide ouders overeenkomen wanneer elk kind bij welke ouder tijd doorbrengt. Dit is niet altijd een gemakkelijke opgave, en het kan zijn dat de ouders er niet uitraken of dat de ene ouder zelfs weigert het kind bij de andere ouder te laten verblijven.
Thans heeft elke ouder recht op een persoonlijk contact met zijn kind. Indien dit recht belet wordt, kan u een procedure opstarten bij de familierechtbank. Op die manier kan de rechtbank een dwingende verblijfs- of omgangsregeling bij elk van de ouders opleggen en tevens de plaats bepalen waar het kind gedomicilieerd moet worden.
Hoe de regeling concreet wordt uitgewerkt, zal afhangen van de specifieke elementen van het dossier. Onder andere wordt er rekening gehouden met de leeftijd van het kind, de afstand tussen de woonplaatsen van de ouders, de beschikbaarheid van de ouders alsook de leefomstandigheden en opvoedingskwaliteiten van beide ouders. De verblijfsregeling kan volledig op maat worden uitgewerkt.
Principieel dient de familierechtbank te onderzoeken of een gelijk verdeeld verblijf (zoals bvb. een week-weekregeling) mogelijk is, indien één van de ouders dit vraagt. Het belang van het minderjarige kind staat steeds voorop bij het bepalen van een verblijfsregeling, maar ook met de belangen van de ouders wordt er rekening gehouden. Het minderjarige kind kan zelf ook gehoord worden door de familierechter om zijn wensen kenbaar te maken.
Grootouders hebben daarnaast ook een principieel recht om hun kleinkinderen te zien. Indien dit omgangsrecht hen niet vrijwillig verleend wordt, kunnen grootouders eveneens een procedure opstarten bij de familierechtbank.