Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.
De zomerschool is een uniek initiatief, waarbij kinderen tijdens de zomervakantie extra ondersteuning krijgen voor leerstof waar ze het moeilijk mee hebben. Ik vermoed dat het meestal gaat over taal en rekenen. De reden waarom die achterstand er is gekomen, is natuurlijk heel erg divers. En de coronaperiode en zo het thuisonderwijs gedurende een aantal weken, hebben hier geen goed aan gedaan. Een achterstand moet je inhalen, terwijl ondertussen de tijd doorloopt waarin je weer nieuwe leerstof moet aanbieden. Het spreekwoordelijke ‘erachter aan hobbelen’ zeg maar. Vandaar dat deze zomerklas voor veel kinderen meer dan welkom is. Of ze altijd met veel plezier in de schoolboeken duiken, daar twijfel ik wat aan. Maar gelukkig is het niet de hele dag van tien tot vier bewerkingen maken of nieuwe woordenschat opdoen. Er wordt door de begeleiding heel wat fijne ontspanningsmomentjes aangeboden. Een volksdansje, een nieuw liedje aanleren, waterballonspelletjes als het mooi weer is, een speurtocht in het gebouw bij regenweer en ga zo maar verder. Ik mocht afgelopen week de weekafsluiter doen voor de zestigtal zomerklassers. Het weer was prachtig, dus stonden alle stoelen buiten klaar in één grote halve cirkel. Ik had mijn school-en biebvertelling wat aangepast. Het werd voor deze groep dan mijn try-out, vuurdoop, uitprobeer-moment. Dat is altijd net wat spannender dan een geoliede en vlot draaiende vertelling. De nieuwe dingen die je erin stopt moeten hun effect nog altijd bewijzen. Hoe gaan de kinderen reageren? Vinden ze het nieuwe liedje tof? Is het niet te lang? Past het verhaal erbij? Maar vooral de algemene opbouw vind ik heel belangrijk. Het is zoals een concert waarbij de componist je eerst opwarmt met zijn muziek. Hij verschiet best niet al zijn pijlen bij aanvang, maar bouwt op in hetgeen hij of zij aanbiedt. Pas aan het eind gaan alle sluizen open en krijg je vaak een stortvloed aan emoties over je heen. Je moet als het ware achterover in je stoel nagenieten en denken: Wow, dat was super, nog meer van dat. Dan heeft de componist zijn doel bereikt. Zo zou ook de vertelling moeten zijn: honger naar meer en dat na een lekkere literaire vertelling. Voorgerecht, tussengerecht, hoofdschotel en het dessert. Het pousse cafeetje zou afronding mogen zijn, net dat hongertje naar meer. Ik moest denken aan Toon Hermans en zijn medewerkers. Het lijkt zo vanzelfsprekend te verlopen hoe hij met bv. zijn muzikanten dolt en het liedje uiteindelijk dan toch gaat spelen. Maar het blijkt zo uitgekiend en getimed te zijn tot in de kleine details. Vakmanschap dus, en als een vakman van de bovenste plank je dit verklaart, kan je maar beter zijn tips ter harte nemen. Dus ga ik nog wat sleutelen en aanpassen tot ik denk dat het goed loopt en snor zit. Ik moet wel toegeven dat het nu al een plezier deed, toen één van de begeleiders achteraf kwam zeggen: ‘Dat was echt wel tof. Daar kan ik heel wat uit leren voor later, in mijn klas.’ ‘Van mij mag je alles meepakken,’ lachte ik. ‘Je kinderen en jij zelf ook, kunnen er maar plezier van hebben.’ En zo zie ik weer de kleine piraat uit mijn gedicht turen met zijn uitschuifbare verrekijker naar de Paaseilanden. Of de blonde prinses vanuit het kasteelraam gluren naar haar stoere Rode Ridder. Ik weet nog altijd niet of ze zullen trouwen, die twee. Dat maakt het, ook voor mij, nog altijd even spannend.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.
0 Comments
Ik kook wel eens een keertje thuis, voor mijn ega en mezelf. We zijn maar met z’n tweeën, maar elke dag is dan het moment om samen te overleggen. Ontbijten doen we natuurlijk ook. Maar tijdens de ochtend is overleggen nog niet echt aangewezen. We zijn allebei nog in rusttoestand en daarmee in de-rustig-wakker-word-fase. Meestal sta ik als eerste op. Mijn ega valt meestal wat later in slaap en zo spenderen we beiden ongeveer evenveel tijd in het land van Morpheus. De ochtend is lekker rustig, terwijl mijn hond eerst wat rond mij dartelt. Dan zoekt hij zijn mandje op, draait zich rond zijn knuffels en dommelt nog wat in. Een hondenleven, knik ik. Ik denk al even aan het middagmaal, omdat er uit de diepvriezer gehaald moet worden. Meestal is dat het vlees, groenten hebben we allebei het liefst vers en gezond. De aardappeltjes worden geschild in de namiddag, omdat we het liefst ’s avonds warm eten. Dat klinkt een beetje vreemd, ’s avonds middag eten. Je eet toch geen avond tijdens de middag. Maar dat heeft natuurlijk een beetje te maken met het benoemen van je diner: middag eten staat synoniem voor warm eten. Ten minste, hier in huis werd dat zo benoemd. Als kind at je een warme maaltijd en dat werd middag genoemd. Daar mag ook wel eens een koud gerechtje bij geserveerd worden. Koude appelmoes of een frisse halve perzik. Dat is om het moeilijk te maken, denk ik. Sla wordt meestal wel koud geserveerd, al durft men op restaurant wel eens een lauw slaatje opdienen. Dat lauw moet dan de brug zijn tussen koud en warm, veronderstel ik. In ieder geval, ik kook wel eens keertje warm. Ik vermoed dat ik de eerste pottenroerselen van thuis uit heb meegekregen. Mijn moeke kookte ‘kinderkost’ zoals ze dat zelf benoemde. We waren thuis met zeven kinderen en dan moet je geen liflafjes op tafel serveren, vond mijn moeke. Heerlijke en eerlijke maaltijden kregen we hier in huis. Rode kool met een stukje worst, een omelet of frietjes met stoofvlees. Of kotelet, maar wij zeiden kortelet. Mijn vader zei dan steevast: ‘Geef mij maar langelet.’ Verbaasd keek de jongste naar papa, naar zijn bord en weer omhoog. ‘Ik heb geen langelet,’ mompelde hij met een pruillipje. Hilariteit alom natuurlijk. ‘Het is kotelet,’ probeerde mijn slimme zus. Weer keek mijn broertje naar zijn bord met hetzelfde trillende lipje. ‘Ik heb écht een korte let.’ Opnieuw een tafel vol plezier. Dat mocht hier aan de lange keukentafel, waar steeds plek was voor iedereen. Ook voor een toevallige passant met honger, een klasgenootje dat bleef spelen, een buurjongen die moekes keuken veel lekkerder vond dan bij hem thuis. Dat wist iedereen wel, maar niemand die het zei. Je schoof gewoon een stoel bij, sneed een stukje van je kotelet en legde het op zijn bord.
Het feit dat die kinderkost van mijn moeder echt geapprecieerd werd, bleek wel, toen zij kookmoeder was op een zomerkamp. Van heel Vlaanderen kwamen er kinderen naar het kamp. Af en toe was er een kookhulpmoeder van Oost of West-Vlaanderen. Die probeerde dan om spaghetti met bruine suiker te serveren aan de kampbende. Maar ik verzeker je, de meerderheid vond die combinatie écht niet binnen te krijgen. Maar de boerenkool met frikadellen van mijn kookmoeke kregen net geen staande ovatie. Af en toe tover ik iets gelijkaardigs op tafel. Ik hoef geen applaus van mijn ega, maar de smile aan de overkant van onze tafel spreekt boekdelen. Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft. En opeens schoot ik midden in de nacht wakker. Een pijnscheut in mijn tand, of toch tenminste daar ergens in de buurt, haalde me uit mijn rem-slaap. Hoe diep die slaaptoestand ook was op dat moment, tandpijn snijdt en scheurt en trekt een slapende mens eruit. Of het gekoppeld was aan een droommoment, ik zeg maar wat: iemand die me een draai tegen m’n oren gaf, dat herinner ik me niet meer. Wel zie ik de klok nog staan met het onmenselijk nachtelijk uur van drie uur achttien. Dat is echt wel midden in de nacht. Nog geen handvol uren in de armen van Morpheus gewiegd of daar kwam de Tantaluskwelling al om het hoekje kijken. Met een zucht en mijn hand op mijn wang sloeg ik het zomerdekbed van mij af en strompelde naar de badkamer. Ik keek even in de donkere spiegel en zag een vaag silhouet met het haar in alle richtingen. Naar de kapper moet ik ook nog een keer, bedacht ik. Maar volgens mij zal de tandarts toch bovenaan het lijstje staan. Heel voorzichtig duwde ik met mijn tong tegen mijn lichtjes wiebelende tand. Een volgende pijnscheut maakte me klaarwakker. Wow, dat is niet oké. Mijn tandarts had al een paar jaar geleden gezegd, dat die tand er niet zo best uitzag. Hij heeft nochtans zijn best gedaan om die tand nog een fijn leven te gunnen in mijn mond, maar met deze opeenstapeling van pijnscheuten, was zijn laatste uur geslagen. Dat besefte ik maar al te goed om drie uur vierentwintig. Ik herinner me nog dat mijn vader ooit met tandpijn in zijn drankkast grabbelde en een stevige slok cognac dronk. Hiermee spoelde hij zijn pijnlijke tand. Als klein jongetje keek ik verbaasd hoe mijn vader met één bolle wang heen en weer ijsbeerde door de keuken. Mijn moeke keek hem dan even vol medelijden aan en probeerde voorzichtig met: ‘Zal ik dan toch maar een keer een afspraak met de tandarts maken?’ Mijn vader haalde even zijn schouders op en knikte toen maar en bevestigde verder met een hmmm, want er zat nog steeds cognac in zijn mond. Of hij die heeft doorgeslikt, dat weet ik niet meer. Ik vermoed van wel. Het was immers zijn lievelingsdrank, waar hij normaal gezien heel zuinig mee om ging. Verjaardag vieren vond hij eigenlijk niet zo belangrijk. Maar als je hem toch wilde vieren en verrassen, hoefde je maar een fles mee te brengen en dan vond hij dat ouder worden heel wat minder erg. Die nacht spoelde ik ook mijn mond, niet met cognac, maar met één of ander ontsmettend middel, dat eventjes soelaas bracht. Maar de volgende ochtend heb ik toch maar een afspraak gemaakt. ‘Het lijkt wel of de wet van Murphy ermee aan de haal gaat,’ lachte de tandarts, toen ik hem aan de lijn had. ‘Jij bent vandaag nummer vier die tijdens mijn vakantiedagen belt om uit de nood geholpen te worden. De ene heeft een breuk in zijn gebit, de ander is zijn gebit kwijt. Dan nog een omaatje die dringend verzorging nodig heeft en nu jij nog.’
‘Mijn excuses voor de onderbreking van je vakantie,’ verontschuldigde ik me. ‘Ik wil nog wel eventjes wachten. Dat lukt nog net, misschien met cognac.’ Ik hoorde de tandarts grinniken. ‘Aha, het huis-tuin-en keukenmiddel. Nee, nee, kom straks maar langs,’ was zijn tegenvoorstel. ‘Ik zou niet willen dat je een drankprobleem zou krijgen.’ Zo’n tandartsbezoek is nu niet onmiddellijk mijn favoriete bezigheid, maar toen hij zorgde voor de oplossing, was ik een herboren meester, die opgelucht ademhaalde en al zijn tanden bloot lachte. Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft. Ik weet niet of jullie, mijn beste luisteraars, het publiek zijn voor Pukkelpop. Ik vermoed van niet, op één of andere uitzondering na natuurlijk. Iedereen is vrij om in zijn vrije tijd een festival mee te pikken naar believen. Al is dat met de maatregelen nog steeds niet zo evident, zo blijkt maar weer. Ook Willy Sommers die afgelopen editie gast was en met succes de gevulde tent op zijn kop kreeg mag niet terugkomen. Op dit moment hebben de organisatoren de handdoek in de spreekwoordelijke ring gegooid. Het blijkt niet mogelijk om veilig en wel tests af te nemen van de pakweg veertigduizend festivalgangers. De ene beweert van wel, de ander van niet. Maar op dit moment is Kiewit weer rustig en kunnen de koeien vachement bien grazen op de velden rondom de kerk. Geen camping, glamping of stage-diving dit jaar in Hasselt. Heel jammer voor het jongere publiek én voor de gevestigde en aanstormende muziekbands met een serieuze streep door de rekening maar weer. Geen idee hoe het verder zal verlopen, al vertelde ik dit meer dan een jaar geleden ook al. Ondertussen verdiep ik mij in erfgoedmateriaal vanuit de buurt. Met Dorp op stap en het daarbij horend dorpsverhaal, lees ik de meest uiteenlopende verhalenbundels en verzamelingen krantenknipsels. Het is een evenwicht zoeken tussen feit, fictie en cafépraat. De geschiedenis van een dorp is niet altijd rozengeur en maneschijn geweest, misschien zelfs met hier en daar nog een beladen laagje. Mensen hebben keuzes gemaakt, die achteraf niet altijd de beste bleken te zijn. Maar dat is achteraf natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ik ben geen vingerwijzer, wel onderwijzer. In het verhaal kan je in verschillende laagjes iets vertellen. Dat is nu net het plezierige van dit project. Anekdotes over dorpsfiguren hebben doorheen de tijd meerdere wendingen gekregen. Ik mag daar dan nog een duwtje of draaitje aan toevoegen, heerlijk toch. Zo las ik over een molen, die bij ons in de buurt staat. Het was een bloeiend mini-bedrijfje, waar menig boer zijn graan liet malen. Misschien dat ook wel een huisvrouw een zak liet malen om haar boekweitpannenkoeken te bereiden voor haar hongerige kroost. Het was toen een maaltijd voor de armen, terwijl tegenwoordig deze pannenkoek een delicatesse is op menig menukaart. Terug naar de natuur en genieten van biologisch gekweekte boekweit. Ik heb er een tijdje geleden in Bokrijk van mogen proeven. In één van de boerderijen werd er, à la minuut, een boekweitpannenkoek gebakken in de open haard. Het was er broeierig warm, dat herinner ik me nog. Maar de boerin bakte met de glimlach en nodigde uit om de sfeer en geur van toen op te snuiven. Dat lukte aardig, want ik zag mijn overgrootmoeder weer even met een heet geblakerde zwarte pan bij haar Leuvense stoof pannenkoeken bakken. Je kan wel raden hoe die smaakten. Met bruine suiker of dikke stroop uit de blikken pot waren ze overheerlijk én met een zee van tijd erbij om zoet nostalgisch over te mijmeren. Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.
|
De MEESTER
Iedere week leest de meester iets voor vanuit zijn dagboek. Archieven
November 2024
Categorieën |