Dit moet me toch even van het hart. We gingen onlangs met onze derde graad naar een pretpark in het Antwerpse. Ik wil geen sluikreclame maken, maar als je weet dat dit ‘de jodelende fluiter’ zijn levensproject was, licht ik hiermee een tipje van de sluier. De kinderen waren dolenthousiast met al die attracties, de ene al heviger en door elkaar schuddend dan de ander. Ik ben er niet gek van, nooit geweest trouwens, maar een terras om het overzicht te bewaren en te letten op achtergelaten rugzakken, vind ik geen probleem. Al hoort daar dan wel een koffietje bij, niet? Ik wandelde het restaurant aan de overkant naar binnen, het was donker, maar achteraan zag ik licht branden, om een koffie te bestellen. Opeens hoor ik achter mij een stem: ‘Waar gaan wij naar toe, mijnheer?’ Ik kijk om en zie een jonge snaak, wat puberbaard en dunne snorgroei met twee handen in de zij staan. Ik zeg dat ik op zoek ben naar koffie. ‘Dit restaurant is gesloten,’ zegt hij kortaf. ‘Vreemd,’ is mijn wederwoord. ‘Als het gesloten was, kon ik niet naar binnen wandelen.’ Dat bleek in het verkeerde keelgat naar binnen geschoten te zijn. ‘Dit is open,’ verklaarde de mini-bewaker en duwde de deur open. Daarbij vroeg hij nog of ik blind was. Dat schoot dan weer bij mij in het verkeerde keelgat. Ik repliceerde dat hij ook beleefd mocht blijven en dat ik mijn koffie wel ergens anders ging zoeken. Maar daar was deze parkbediende niet tevreden mee. Hij ging de security halen. Dat vond ik geen enkel probleem. Ik voelde al van mijlen in de verte aan, dat deze medewerker hoger op wilde klimmen, zijn naamplaatje liever in goudkleurige letters wilde en o zo graag dat wit hemd met das aan wilde en geen groen polootje met het embleem van het pretpark erop geborduurd. Hij was volgens mij nu al aan vakantie toe. Ach ja, ieder zijn weg naar de top zeker. Alleen vond ik, dat dit niet hoefde te gebeuren met mijn koffie.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.