Zo stond er ook een vragenlijst in een werkboekje van onze wereldoriëntatiemethode. Weer even tussendoor, een prachtig woord voor de scrabble liefhebber. Mijn klaskinderen moesten nadenken over hun eigen talenten, over het beroep dat hun papa of mama deed. Met deze lijst konden ze achteraf nadenken over hun eigen droomjob. Natuurlijk is dat nog héél erg ver van hun bed, maar erover nadenken is wel ok. Je hoort in interviews, vaak van artiesten en topsporters, dat ze als kind al droomden van hetgeen ze het liefst wilden worden: topvoetballer, topartiest, zanger of zangeres, sportpaleisvullers. Maar ook gedreven koks, schrijnwerkers of boswachter of verpleegster in een bejaardentehuis, zijn vaak begonnen met een kleine droompje. Dus als iemand in mijn klas al zin heeft in zo’n carrière voor de toekomst, zeg ik nooit ‘niet doen’. Ik beaam met daarbij te zeggen dat je groot mag dromen en dat je ervoor moet gaan. Hoe dan ook. Ook al is er maar een handjevol topclubs voor topspitsen, ook al zijn er minder bossen in de buurt, ook al gaat je stem nog een keertje veranderen, ook al… en vul maar aan met de geijkte excuses. Zonder motivatie geraak je maar half zo ver.
Toen er een meisje aangaf dat ze het wel zag zitten om astronaute te worden, heb ik haar gezegd dat ze er zeker voor moest gaan. De glimlach die er toen verscheen, kon je het best vergelijken met de eerste lentezon na een lange koude winterperiode. Hartverwarmend.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.