De afgelopen twee weekenden mocht ik hier in twee dorpen van Bilzen gaan vertellen in een nieuw en tof project ‘Dorp op Stap’. Er werd door de seniorendienst en wandelverenigingen een tocht georganiseerd voor jong en oud. Zo werden al twee wandelingen afgewerkt door enthousiaste stappers doorheen hun eigen geliefde dorp. Om de paar kilometer werd er een bijzondere act en dus ook een kleine rustpauze voorzien. Een mini-circusvoorstelling, een act met een pianospelende kip, een muzikale adempauze en mijn dorpsverhaal op maat. Het nadeel van mee te werken als act is natuurlijk dat ik de andere collega’s niet kan zien. Het voordeel is dan weer, dat ik op deze manier mijn eigen stad nog beter heb leren kennen. Zo vertelde ik over het dorp Merem, waarmee het hele project is gestart. In mijn verre geheugen zit nog het kleine kleuterschooltje met de twee klassen van juffrouw Simone en juffrouw Jacqueline. Mijn moeke bracht ons naar het schooltje op de fiets. Mijn zus en ik achterop, mijn jongere broertje op het speciale fietsstoeltje, vastgemaakt aan de stuurstang. Dat was dus fietspooling avant la lettre. Verder herinner ik me de ronde betonnen zandbak, het uitprikken van een tekening met een priknaald en prikmat. En het rafelen. Ken je dat nog, rafelen? Draadjes lostrekken uit een vierkant stukje stof. Geen idee wat er met de draadjes gebeurde. Volgens mij was dat om jaarlijks de knuffels weer mee op te vullen. Recycleren dus.
Over het dorp Schoonbeek vertelde ik over mijn oma, die meezong in het operettegezelschap en toneel speelde. Als decor moest er al eens iets bijzonders worden gezocht. Zo bedachten de decorbouwers dat een mooi tapijt wel iets plechtigs en statigs had voor de nieuwste operette. En waar kon er beter een tapijt worden gevraagd, dan in het waterkasteel van de familie de Renesse? Jawel, dat mocht mijn oma doen, Marieke van Plaasnol. Toen ik haar naam op deze manier uitsprak in mijn verhaal, knikten heel wat oudere toehoorders. Ze kenden haar natuurlijk van haar kledingszaak ‘De Regenboog’. En omdat ze honderd jaar geleefd heeft, een eeuw geschiedenis in het dorp. Daar maakte ook nog één of ander dorpsfiguur deel van uit, waar ik dan een liedje over schreef. Een beetje met humor en deugenieterij, maar dat vond de organisatie geen enkel probleem. Ondanks de pittige regenbui op de laatste wandelzondag, genoot het publiek én de graaf van het kasteel van het verhaal. Ik mocht zelfs spelen in het poortgebouw dat hij voor de gelegenheid had opengezet. Zo kan ik nu in mijn archieven noteren, dat ik ooit in een kasteel mocht spelen. Als moderne minstreel of zo, zeg maar.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.