In mei legt ieder vogeltje een ei. Dit is natuurlijk één van de meest gekende spreekwoorden over de lentemaand. Al is er in onze brievenbus dit jaar geen vrouwtjesmeesje aangekomen dat samen met manlief haar nestje heeft gebouwd. Normaal gezien gebeurt dit elk jaar en wel behoorlijk klokvast. Geen idee wat er is gebeurd. Er is nochtans plaats genoeg, de oude brievenbus naast de voordeur is er nog steeds. De opening staat nog steeds open, maar noppes. Misschien dat de kat van de buren er een stokje voor heeft gestoken. Dat doen die roofdieren nogal eens. Een mals vers uitvliegend vogeltje wil er wel eens aan geloven, met die predator in de buurt. Je kan beter op je hoede zijn, moet de mezenfamilie hebben gedacht. Volgens mij huizen ze op dit moment hoog en droog bij de buren. Daar is er zowaar een appartementsblok aan vogelhuisjes aangebracht tegen de tuinmuur. Dat woont natuurlijk gezelliger, lijkt me. Al ben ik geen mees en heb ik geen idee of er jaloers wordt gereageerd op een geel of groen buurhuisje met een bloempje bij. Zouden mezen dat hebben? Voorkeur voor een huisje, voor een kleurtje? Ik vermoed dat dieren eerder geurgevoelig zijn op dat vlak. Al heb ik dat ook wel, aandacht voor geur. En laat dat in de lente nu net aangestormd komen met de geur van vers gemaaid gras, verse bloemen, jonge scheuten aan de plantjes, opgroeiende tomatenplantjes en zo meer. Zo vermoed ik dus ook een nieuwe geur in de nieuwe vogelhuisjes aan de overkant.
Dat moet Boris Johnson ook hebben gedacht toen hij zijn ambtswoning in Londen afgelopen week binnenwandelde. De interieurverzorgers hadden net hun behangtafels weer opgevouwen, de papborstels uitgewassen en de schilderspotten weer dichtgeduwd. De vrouw des huizes had de nodige richtlijnen gegeven, hoorde ik onlangs op de radio. Er kwam een vleugje kritiek het kanaal overgewaaid. De verfraaiing had nogal een aardige duit gekost, ruim meer dan de begroting had voorzien. Heel wat ruimer, moet ik zeggen, toen ik het pondenbedrag hoorde vernoemen. Het commentaar dat ik hoorde was een beschouwing van één of andere behangconnaiseuse, of hoe mag ik haar noemen. Ze verklaarde dat historisch behang wel een pittig pond kon kosten. Er werd gerekend per vierkante meter en niet per rol, zoals wij dat eerder gewoon zijn. De met hand en goud beschilderd papier tegen de muur deed de kosten de hoogte in jagen. Maar het straalde dan ook wel de nodige elegantie, verfijning en smaak uit. Een ander zou het decadent, wat wuf en duf noemen. Ik weet niet of er nog een staartje gaat aan komen aan het uiteindelijke prijskaartje, ik kijk er ook niet echt naar uit, maar het doet me wel even denken aan de huizen die afgelopen week in mijn wo-les voorbij kwamen. Het thema ‘met een dak boven je hoofd’ nam mijn kinderen mee op huizenjacht. Niet zozeer om aan te kopen, maar wel om te ontdekken hoe over de hele wereld een dak boven je hoofd heel wat verschillende vormen kan aannemen. Van de Vlaamse dakpan tot strooien hut, van mosplaggen tot gekapte schalieplaten. Verder passeerden de bouwwijze, de gebruikte ramen, al dan niet met glas erin, de gebruikte materialen en ga zo maar verder. Er ging een bouwwereld open. En we hebben nog maar enkel naar de buitenkant gekeken. Ik kan je wel verzekeren: de meerderheid van de wereldbevolking heeft aan de binnenkant van hun optrekje geen behang, dat met goudverf is opgesmukt. En laat ik dat nu net geen probleem vinden.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.