Langzaam aan heb ik de struiken groen zien worden, de eerste siergrassen zich een weg zien banen tussen de oude, gesnoeide stukjes door en de eerste bloempjes aan de rododendron zien verschijnen. Maar de rabarberstruik doet me wel het meest verwonderen. Die plant stond daar al toen mijn moeke hier nog woonde. Achteraan in de tuin, die ook nog even hof is geweest omdat mijne bompa daar zich mee amuseerde en later ook mijn moeke. Ondertussen is van die groentetuin niet veel meer over. Het is nu een fruitstruikhoek en kruidenbak geworden.
Mijn ega en ik genieten daar elke zomer van. Zeker van die ene rabarberstruik. Daar wordt heerlijke compote van gemaakt. Ik herinner me dat wij als klein mannen hier elk een steel mochten uittrekken om op te eten. Dat was op zich al een pittige karwei. Je moest de stengel onderaan vastnemen en met een stevige korte ruk uit de grond trekken. Er werd eerst mee gespeeld, met die stengels. Het grote blad bovenaan was eerst een parasol of paraplu,. Dan werd de stengel een sabel waarmee menig riddertoernooi werd gehouden en de jonkvrouw absoluut moest verdedigd worden tegen de woeste draak. Lees ‘boze hond van aan de overkant’. We speelden ook eventjes Adam en Eva met het grote blad, natuurlijk wel met onze zwembroek eronder aan.
Dan kwam moeke met een bordje met een laagje suiker op. Dan was het écht rabarberfeest. Met een scherp mesje sneed ze de stugge schil ervan af, je weet wel, die lange draden. Daarna kon je de onderkant doppen in die zoete suiker. En dan maar sutsen en knabbelen aan de stengel. Dat hoorde bij onze zomervakantie. Geen verre reis naar Spanje of Turkije, geen vliegvakantie naar Italië of Tunesië. Gewoon genieten van de rabarber uit eigen tuin. Misschien wel een tip wanneer we de komende zomer de vakantiedagen creatief moeten gaan invullen.
Met die tuinvruchten in mijn achterhoofd kijk ik even in mijn kopje thee. Waar komt die eigenlijk vandaan? In de gewone rush van het dagelijkse leven zou ik dat niet onmiddellijk gaan opzoeken. Maar vandaag dus wel.
Mijn thee heeft de halve wereldbol rondgereisd. Van India tot hier in de winkel. Mijn zakje Darjeeling-thee kent haar oorsprong al van 1841, toen India nog een Engelse kolonie was. Eén of andere chirurg experimenteerde met theesoorten. Zijn thee had zoveel succes, zeker in Engeland, dat de vraag gigantisch werd. Meer vraag dan aanbod. Dan krijg je de poppen aan het dansen. Darjeeling werd snel vervalst door andere kwekers. Vandaar het keurmerk op de theezakjes, om er zeker van te zijn dat jij de eerste ‘flush’ geniet. De twee bovenste blaadjes van de theestruik, geplukt met de hand in de maand mei.
O ja, dat heb ik niet gevonden op mijn theezakje, maar met honing uit de fruitstreek van Haspengouw heb ik toch maar twee werelden bij elkaar in mijn theemok. Ze blenden voortreffelijk en smaken heerlijk bitterzoet.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.