Verder deden we een beetje aan cultuur door een bezoekje te brengen aan de koninklijke villa in het centrum. Het huis waar de tweede vrouw van onze allereerste koning Leopold 1 verbleef, maar er ook overleed. De villa was voor die tijd waarschijnlijk wel ruim en groot, maar heel erg royaal vond ik het niet. Eerder bescheiden en eenvoudig, net zoals het museum dat erin gehuisvest lag. Maar het stond er tenminste nog, dat huis. In een filmpje dat de huidige situatie op de dijk en het centrum vergeleek met de grandeur van pakweg honderd jaar geleden, zag je de onvoorstelbare metamorfose. Zeg maar gerust de woeste afbraak van prachthuizen en de spuuglelijke opbouw van blokken beton om zoveel mogelijk appartementjes en studio’s op de dijk de plaatsen. Een toonbeeld van geldgewin tegenover het behoud van erfgoed en goede smaak. Ik geloof best in vernieuwing en aanpassing, maar de lange rij van kale en koele woon- en vakantiecellen vond ik behoorlijk ondoordacht en een teken van geen enkele link leggen met de zee, met het verleden, met de oorspronkelijke bewoner, met een uitgedachte stadsvisie. Heel erg jammer, al lagen verderop wel een aantal mooie nieuwbouwprojecten. Iets meer visie met link naar de zee, omdat de vloeiende golfslag bijvoorbeeld terugkwam in het gebouw, de omliggende tuin en de voorziening om op een bankje te genieten van de voorbijrijdende tram met dagjestoeristen.
Verder smaakten de paar oesters, kokkels en wulken voortreffelijk vers en fris. De wafel met bolletje ijs in de koninklijke gaanderij smaakte wonderwel en het gezelschap maakte van deze dag een fijn uitje aan zee. Zoveel meer heeft een mens niet nodig, behalve iets vlotter verkeer van en naar huis. Daar is nog wat werk aan.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.