vakantieklok. Maar het geeft niet, echt niet. Ik hou ervan om in de ochtend in de stilte naar beneden te gaan, de rolluiken omhoog te doen, de eerste geur van koffie door het huis te laten zweven en met die kop naar de achterdeur gaan om de tuin in te kijken of in te stappen. Het hangt een beetje af van het weer op dat moment. Ik hou niet van te veel water in de koffie, dus met regenweer kijk ik tussen het vliegengordijn door. Dat heeft op dat moment natuurlijk niet zoveel werk. Vliegen en andere insecten met vleugels houden niet van nat weer. Kwestie van je vleugels droog te houden. Het andere moment kan ik dan wel eens tot aan het randje van het terras stappen en genieten van de verre ochtendgeluiden. Geen radio, geen ochtendnieuws, geen muziek in mijn ochtendoren. Enkel natuur en af en toe natuurlijk de trein die heen en weer mag rijden, van Tongeren naar Hasselt en omgekeerd. Nu ik erover nadenk heb ik geen superlange passagierstreinen meer gezien, die het uitbundige reispubliek naar hun geliefkoosde vakantieoord brengt. Het was lang geleden zomertraditie dat mijn broers en zussen samen in de tuin speelden. We bouwden onze eigen vakantiewoning, ’t is te zeggen, een tent met doeken. De ene keer was dat een echte indianentent, de andere keer een bungalow met verschillende kamers. We speelden traditioneel vadertje en moedertje, de rollen waren toen nog duidelijk. Er waren kindjes en de hond speelde de ene keer de buurjongen die op bezoek kwam, de andere keer de boze wolf die in ons zomersprookje helemaal niet zo boos bleek te zijn, wanneer hij Roodkapje met een grote lik welkom heette in de zelfgebouwde boshut. Af en toe hadden de buurmeisjes ook een tentje tegen de draad gebouwd, precies naast dat van ons. We waren dus nog een keertje extra buren van elkaar, zij het elk in onze eigen zomertentjes. Het leven kon zo simpel zijn.
En daar kwam dan zo’n lange zomertrein aangerold. Hoe we het wisten dat zo’n ultra lange trein eraan kwam, weet ik niet meer. Misschien dat de treinbestuurder ons had zien zitten in de tentjes en met een langgerekt toetergeluid ons waarschuwde. We renden onze tenten uit en hingen aan de achterste omheiningsdraad. Nooit erover hangen, dat was uit den boze. Maar we zwaaiden uit volle macht, met armen en misschien ook wel met één of ander been naar de voorbij zoevende vakantiewagons. Het allerleukste was natuurlijk dat de passagiers terugzwaaiden, even enthousiast als wij dat deden. Het schepte een band, dat zwaaien naar elkaar. Vakantie, vrije tijd en dat samen-gevoel verbond ons. Als de laatste wagon was voorbijgegleden, gingen we weer verder met ons rollenspel. Het eten stond al klaar in de kommetjes: grassprietjes met buxusblad. De hond wilde ook nog een laatste lik geven, voordat hij met de bal weer klaarstond om mini-voetbal te spelen op ons graspleintje.
Hoe eenvoudig mooi kon het zijn, bedenk ik bij mijn laatste slokje koffie. Ondertussen zijn mijn ega en onze hond ook even op het terras komen staan. De dag is weer goed begonnen.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.