Maar 1 april is toch bij uitstek de grapjesdag voor kinderen. De eerste Nederlandse beschrijving van het in de maling nemen van de ander op die bewuste dag, komt al voor in 1539. De dichter Eduard de Dene beschrijft het voor de gek houden van een bediende door een edelman. Voor de voorbereidingen van een huwelijksfeest, moet de bediende voor de meest absurde boodschappen op pad gaan. Maar... de bediende heeft het grapje door en zo eindigt elke slotzin van elk couplet met ‘Ik ben bang dat je me voor de gek probeert te houden.’ Het op pad sturen van iemand met een vreemde boodschap. Jawel, ik heb het ook al gedaan met één van mijn leerlingen: De glazen sleutel van het opberghok gaan vragen op het secretariaat. En van daaruit naar de derde klas. Verder door naar de eerste klas, dan bij het vijfde leerjaar om ten slotte via een omweg naar het zesde terug te keren in de klas met de boodschap: ‘Ze kunnen de sleutel niet vinden, meester.’ Hilariteit alom natuurlijk bij de klasgenootjes, als deze beetgenomen jonge kerel, beteuterd en rood aangelopen, ondertussen meer dan tweeduizend stappen heeft op zijn stappenteller. Maar pas op, er zijn zeker slimmeriken, die het wél door hebben en met veel plezier ‘une grande tour d’école’ maken om geen les te moeten volgen. Wie krijgt hier dan de aprilvis in zijn netje terug? Jawel…
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.