Toen ik vanochtend met onze hond Vondel de dagelijkse ochtendwandeling had afgelegd, wandelde de buurman naar buiten. Hij wenkte me en ik zag dat hij een klein doosje in zijn handen hield.
‘Kijk eens wat ik heb gevonden,’ lachte hij en stak het doosje naar voor. In een hoekje zag ik een piepklein kikkertje zitten.
‘Waar komt dat vandaan?’ vroeg ik.
‘Ge gaat het niet geloven, maar dat heb ik in een zak potgrond gevonden,’ antwoordde hij.
‘Die ge had laten open staan,’ knikte ik begrijpend. ‘En dat beestje moest nog groeien.’
‘Maar nee,’ ging de buurman verder. ‘Ik heb de zak vers opengesneden en daar lag dat kikkertje, tussen de potgrond.’
‘Aha, ge hebt hem dus uit zijn lange winterslaap gehaald,’ grapte ik.
‘Menneke toch,’ zei de buurman, ‘kom, we gaan het beestje in de vijver zetten.’
En zo wandelden we samen met ons drieën naar de vijver. Daar overhandigde hij me het doosje.
‘Zet gij het maar in het water,’ stelde buurman voor. ‘Gij zijt wat jonger dan mij.’
‘Moet ik het nog een afscheidskuske geven?’ wilde ik weten.
‘Schei maar uit,’ grinnikte de buurman. ‘Stel u voor dat het een prins wordt of zo. Nog meer prinsen, nog minder kikkers.’
‘Allez dan maar,’ knikte ik en gaf het dier zijn vrijheid terug. Van potgrond tot vers vijverwater. Hoe schoon kan een kikkerleven zijn. Toen we terug wandelden, vroeg de buurman of ik de mensen hier in de straat goed kende. Het viel hem op, dat er heel wat voorbijgangers hun hand opstaken naar ons.
‘Dat valt wel mee,’ antwoorde ik. ‘Een ochtendwandeling in de straat doet wel eens wonderen om elkaar te leren kennen. Maar ik denk dat ge best zelf eerst begint.’
‘Hoezo?’ wilde hij weten.
‘Eerst zelf uw hand opsteken en goeiemorgen zeggen. Dat helpt. Meestal krijgt ge een antwoord terug. De volgende keer komt er al eens een zinnetje bij. En na een week hebt ge een mini-gesprekje, weet ge hoe oud ie is en wat ze ’s middags gaan eten. Of zet ge samen kikkers terug in de vijver.’
‘Gij zijt toch niet min,’ zei mijn buurman. ‘Ene echte meester.’
‘Mercie,’ zei ik. ‘Morgenvroeg terugwandelen, voor les twee?’
‘Hela, het is wel vakantie hé, meester,’ bromde de buurman. ‘Morgen ga ik uitslapen.’
‘O ja,’ vulde ik aan. ‘Dat moet ik ook maar eens doen.’
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.