Mijn buurman, een groot dagboekfan, had het over mijn vertelling waar de Franse eieren ter sprake kwamen. Het flitste hem ook terug naar de jaren zeventig, waar hij met zijn toenmalig gezinnetje op vakantie was in Frankrijk. Met de tent de grens over en zo naar één of andere zomerse en zuiderse bestemming. Op een gegeven moment ging hij met de kinderen naar een winkeltje om er eieren te gaan kopen. Maar het Frans was voor mijn buurman nu niet de meest eenvoudige taal om zich in uit te drukken, laat staan een doosje eieren te kopen. Zeker niet toen de eitjes nergens te bespeuren waren in de winkel. Ga dan maar eens uitleggen dat je er zes nodig hebt. Na alle mogelijk talige probeersels, was de non-verbale taal aan de orde. Met de nodige kipgeluiden, het gefladder van de armen en als klap op de vuurpijl, het leggen van een denkbeeldig ei, of misschien wel het gewenste half dozijn, was het hem toch gelukt om de eieren te bemachtigen. Het had heel wat gescharrel in de aarde nodig, voordat het drietal weer gelukkig en met de nodige boodschappen richting vakantietent wandelde. Het mini-theatertje van de vader is de dochters tot op de dag van vandaag bijgebleven, gaf mijn buurman toe. Als hij erbij had verteld dat de omelet die avond meer dan voortreffelijk smaakte, had ik hem absoluut geloofd. Als je toch zulke inspanning moet leveren voor je zes eitjes.
Ondertussen geurt de zomer hier verder op het terras en doet me weer terugdenken aan de laatste warme zomeravonden met ons gezin. Samen een gesmeerde boterham met choco opeten in het gras, waar een sprinkhaan geschrokken weg huppelt. Die herinnering smaakt nog even lekker.
Voila, zeg dat de meester het gezegd heeft.